Vervoeging van schedule

Vertaling: inroosteren

Engels

Nederlands

Present

  • I schedule
  • you schedule
  • he/she/it schedules
  • we schedule
  • you schedule
  • they schedule

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik rooster in
  • jij roostert in
  • hij/zij/het roostert in
  • wij roosteren in
  • jullie roosteren in
  • zij roosteren in

Simple past

  • I scheduled
  • you scheduled
  • he/she/it scheduled
  • we scheduled
  • you scheduled
  • they scheduled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik roosterde in
  • jij roosterde in
  • hij/zij/het roosterde in
  • wij roosterden in
  • jullie roosterden in
  • zij roosterden in

Present perfect

  • I have scheduled
  • you have scheduled
  • he/she/it has scheduled
  • we have scheduled
  • you have scheduled
  • they have scheduled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingeroosterd
  • jij hebt ingeroosterd
  • hij/zij/het heeft ingeroosterd
  • wij hebben ingeroosterd
  • jullie hebben ingeroosterd
  • zij hebben ingeroosterd

Past perfect

  • I had scheduled
  • you had scheduled
  • he/she/it had scheduled
  • we had scheduled
  • you had scheduled
  • they had scheduled

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingeroosterd
  • jij had ingeroosterd
  • hij/zij/het had ingeroosterd
  • wij hadden ingeroosterd
  • jullie hadden ingeroosterd
  • zij hadden ingeroosterd

Future

  • I will schedule
  • you will schedule
  • he/she/it will schedule
  • we will schedule
  • you will schedule
  • they will schedule

Toekomende tijd I

  • ik zal inroosteren
  • jij zult inroosteren
  • hij/zij/het zal inroosteren
  • wij zullen inroosteren
  • jullie zullen inroosteren
  • zij zullen inroosteren

Future perfect

  • I will have scheduled
  • you will have scheduled
  • he/she/it will have scheduled
  • we will have scheduled
  • you will have scheduled
  • they will have scheduled

Toekomende tijd II

  • ik zal ingeroosterd hebben
  • jij zult ingeroosterd hebben
  • hij/zij/het zal ingeroosterd hebben
  • wij zullen ingeroosterd hebben
  • jullie zullen ingeroosterd hebben
  • zij zullen ingeroosterd hebben

Conditional present

  • I would schedule
  • you would schedule
  • he/she/it would schedule
  • we would schedule
  • you would schedule
  • they would schedule

Conditionalis I

  • ik zou inroosteren
  • jij zou inroosteren
  • hij/zij/het zou inroosteren
  • wij zouden inroosteren
  • jullie zouden inroosteren
  • zij zouden inroosteren

Conditional perfect

  • I would have scheduled
  • you would have scheduled
  • he/she/it would have scheduled
  • we would have scheduled
  • you would have scheduled
  • they would have scheduled

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingeroosterd
  • jij zou hebben ingeroosterd
  • hij/zij/het zou hebben ingeroosterd
  • wij zouden hebben ingeroosterd
  • jullie zouden hebben ingeroosterd
  • zij zouden hebben ingeroosterd

Imperative

  • you schedule
  • you schedule

Imperatief

  • jij rooster in
  • jullie roostert in

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van schedule