Vervoeging van stink

Vertaling: stinken

Engels

Nederlands

Present

  • I stink
  • you stink
  • he/she/it stinks
  • we stink
  • you stink
  • they stink

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stink
  • jij stinkt
  • hij/zij/het stinkt
  • wij stinken
  • jullie stinken
  • zij stinken

Simple past

  • I stank
  • you stank
  • he/she/it stank
  • we stank
  • you stank
  • they stank

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stonk
  • jij stonk
  • hij/zij/het stonk
  • wij stonken
  • jullie stonken
  • zij stonken

Present perfect

  • I have stunk
  • you have stunk
  • he/she/it has stunk
  • we have stunk
  • you have stunk
  • they have stunk

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestonken
  • jij hebt gestonken
  • hij/zij/het heeft gestonken
  • wij hebben gestonken
  • jullie hebben gestonken
  • zij hebben gestonken

Past perfect

  • I had stunk
  • you had stunk
  • he/she/it had stunk
  • we had stunk
  • you had stunk
  • they had stunk

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestonken
  • jij had gestonken
  • hij/zij/het had gestonken
  • wij hadden gestonken
  • jullie hadden gestonken
  • zij hadden gestonken

Future

  • I will stink
  • you will stink
  • he/she/it will stink
  • we will stink
  • you will stink
  • they will stink

Toekomende tijd I

  • ik zal stinken
  • jij zult stinken
  • hij/zij/het zal stinken
  • wij zullen stinken
  • jullie zullen stinken
  • zij zullen stinken

Future perfect

  • I will have stunk
  • you will have stunk
  • he/she/it will have stunk
  • we will have stunk
  • you will have stunk
  • they will have stunk

Toekomende tijd II

  • ik zal gestonken hebben
  • jij zult gestonken hebben
  • hij/zij/het zal gestonken hebben
  • wij zullen gestonken hebben
  • jullie zullen gestonken hebben
  • zij zullen gestonken hebben

Conditional present

  • I would stink
  • you would stink
  • he/she/it would stink
  • we would stink
  • you would stink
  • they would stink

Conditionalis I

  • ik zou stinken
  • jij zou stinken
  • hij/zij/het zou stinken
  • wij zouden stinken
  • jullie zouden stinken
  • zij zouden stinken

Conditional perfect

  • I would have stunk
  • you would have stunk
  • he/she/it would have stunk
  • we would have stunk
  • you would have stunk
  • they would have stunk

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestonken
  • jij zou hebben gestonken
  • hij/zij/het zou hebben gestonken
  • wij zouden hebben gestonken
  • jullie zouden hebben gestonken
  • zij zouden hebben gestonken

Imperative

  • you stink
  • you stink

Imperatief

  • jij stink
  • jullie stinkt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van stink