Engels

Nederlands

Present

  • I unwrap
  • you unwrap
  • he/she/it unwraps
  • we unwrap
  • you unwrap
  • they unwrap

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontplooi
  • jij ontplooit
  • hij/zij/het ontplooit
  • wij ontplooien
  • jullie ontplooien
  • zij ontplooien

Simple past

  • I unwrapped
  • you unwrapped
  • he/she/it unwrapped
  • we unwrapped
  • you unwrapped
  • they unwrapped

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontplooide
  • jij ontplooide
  • hij/zij/het ontplooide
  • wij ontplooiden
  • jullie ontplooiden
  • zij ontplooiden

Present perfect

  • I have unwrapped
  • you have unwrapped
  • he/she/it has unwrapped
  • we have unwrapped
  • you have unwrapped
  • they have unwrapped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontplooid
  • jij hebt ontplooid
  • hij/zij/het heeft ontplooid
  • wij hebben ontplooid
  • jullie hebben ontplooid
  • zij hebben ontplooid

Past perfect

  • I had unwrapped
  • you had unwrapped
  • he/she/it had unwrapped
  • we had unwrapped
  • you had unwrapped
  • they had unwrapped

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontplooid
  • jij had ontplooid
  • hij/zij/het had ontplooid
  • wij hadden ontplooid
  • jullie hadden ontplooid
  • zij hadden ontplooid

Future

  • I will unwrap
  • you will unwrap
  • he/she/it will unwrap
  • we will unwrap
  • you will unwrap
  • they will unwrap

Toekomende tijd I

  • ik zal ontplooien
  • jij zult ontplooien
  • hij/zij/het zal ontplooien
  • wij zullen ontplooien
  • jullie zullen ontplooien
  • zij zullen ontplooien

Future perfect

  • I will have unwrapped
  • you will have unwrapped
  • he/she/it will have unwrapped
  • we will have unwrapped
  • you will have unwrapped
  • they will have unwrapped

Toekomende tijd II

  • ik zal ontplooid hebben
  • jij zult ontplooid hebben
  • hij/zij/het zal ontplooid hebben
  • wij zullen ontplooid hebben
  • jullie zullen ontplooid hebben
  • zij zullen ontplooid hebben

Conditional present

  • I would unwrap
  • you would unwrap
  • he/she/it would unwrap
  • we would unwrap
  • you would unwrap
  • they would unwrap

Conditionalis I

  • ik zou ontplooien
  • jij zou ontplooien
  • hij/zij/het zou ontplooien
  • wij zouden ontplooien
  • jullie zouden ontplooien
  • zij zouden ontplooien

Conditional perfect

  • I would have unwrapped
  • you would have unwrapped
  • he/she/it would have unwrapped
  • we would have unwrapped
  • you would have unwrapped
  • they would have unwrapped

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontplooid
  • jij zou hebben ontplooid
  • hij/zij/het zou hebben ontplooid
  • wij zouden hebben ontplooid
  • jullie zouden hebben ontplooid
  • zij zouden hebben ontplooid

Imperative

  • you unwrap
  • you unwrap

Imperatief

  • jij ontplooi
  • jullie ontplooit

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van unwrap