Vervoeging van voice
Onbepaalde wijs (infinitief): to voice
Engels
Nederlands
Present
- I voice
- you voice
- he/she/it voices
- we voice
- you voice
- they voice
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vocaliseer
- jij vocaliseert
- hij/zij/het vocaliseert
- wij vocaliseren
- jullie vocaliseren
- zij vocaliseren
Simple past
- I voiced
- you voiced
- he/she/it voiced
- we voiced
- you voiced
- they voiced
Onvoltooid verleden tijd
- ik vocaliseerde
- jij vocaliseerde
- hij/zij/het vocaliseerde
- wij vocaliseerden
- jullie vocaliseerden
- zij vocaliseerden
Present perfect
- I have voiced
- you have voiced
- he/she/it has voiced
- we have voiced
- you have voiced
- they have voiced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevocaliseerd
- jij hebt gevocaliseerd
- hij/zij/het heeft gevocaliseerd
- wij hebben gevocaliseerd
- jullie hebben gevocaliseerd
- zij hebben gevocaliseerd
Past perfect
- I had voiced
- you had voiced
- he/she/it had voiced
- we had voiced
- you had voiced
- they had voiced
Voltooid verleden tijd
- ik had gevocaliseerd
- jij had gevocaliseerd
- hij/zij/het had gevocaliseerd
- wij hadden gevocaliseerd
- jullie hadden gevocaliseerd
- zij hadden gevocaliseerd
Future
- I will voice
- you will voice
- he/she/it will voice
- we will voice
- you will voice
- they will voice
Toekomende tijd I
- ik zal vocaliseren
- jij zult vocaliseren
- hij/zij/het zal vocaliseren
- wij zullen vocaliseren
- jullie zullen vocaliseren
- zij zullen vocaliseren
Future perfect
- I will have voiced
- you will have voiced
- he/she/it will have voiced
- we will have voiced
- you will have voiced
- they will have voiced
Toekomende tijd II
- ik zal gevocaliseerd hebben
- jij zult gevocaliseerd hebben
- hij/zij/het zal gevocaliseerd hebben
- wij zullen gevocaliseerd hebben
- jullie zullen gevocaliseerd hebben
- zij zullen gevocaliseerd hebben
Conditional present
- I would voice
- you would voice
- he/she/it would voice
- we would voice
- you would voice
- they would voice
Conditionalis I
- ik zou vocaliseren
- jij zou vocaliseren
- hij/zij/het zou vocaliseren
- wij zouden vocaliseren
- jullie zouden vocaliseren
- zij zouden vocaliseren
Conditional perfect
- I would have voiced
- you would have voiced
- he/she/it would have voiced
- we would have voiced
- you would have voiced
- they would have voiced
Conditionalis II
- ik zou hebben gevocaliseerd
- jij zou hebben gevocaliseerd
- hij/zij/het zou hebben gevocaliseerd
- wij zouden hebben gevocaliseerd
- jullie zouden hebben gevocaliseerd
- zij zouden hebben gevocaliseerd
Imperative
- you voice
- you voice
Imperatief
- jij vocaliseer
- jullie vocaliseert