Vervoeging van vulgarize
Onbepaalde wijs (infinitief): to vulgarize
Engels
Nederlands
Present
- I vulgarize
- you vulgarize
- he/she/it vulgarizes
- we vulgarize
- you vulgarize
- they vulgarize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik populariseer
- jij populariseert
- hij/zij/het populariseert
- wij populariseren
- jullie populariseren
- zij populariseren
Simple past
- I vulgarized
- you vulgarized
- he/she/it vulgarized
- we vulgarized
- you vulgarized
- they vulgarized
Onvoltooid verleden tijd
- ik populariseerde
- jij populariseerde
- hij/zij/het populariseerde
- wij populariseerden
- jullie populariseerden
- zij populariseerden
Present perfect
- I have vulgarized
- you have vulgarized
- he/she/it has vulgarized
- we have vulgarized
- you have vulgarized
- they have vulgarized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepopulariseerd
- jij hebt gepopulariseerd
- hij/zij/het heeft gepopulariseerd
- wij hebben gepopulariseerd
- jullie hebben gepopulariseerd
- zij hebben gepopulariseerd
Past perfect
- I had vulgarized
- you had vulgarized
- he/she/it had vulgarized
- we had vulgarized
- you had vulgarized
- they had vulgarized
Voltooid verleden tijd
- ik had gepopulariseerd
- jij had gepopulariseerd
- hij/zij/het had gepopulariseerd
- wij hadden gepopulariseerd
- jullie hadden gepopulariseerd
- zij hadden gepopulariseerd
Future
- I will vulgarize
- you will vulgarize
- he/she/it will vulgarize
- we will vulgarize
- you will vulgarize
- they will vulgarize
Toekomende tijd I
- ik zal populariseren
- jij zult populariseren
- hij/zij/het zal populariseren
- wij zullen populariseren
- jullie zullen populariseren
- zij zullen populariseren
Future perfect
- I will have vulgarized
- you will have vulgarized
- he/she/it will have vulgarized
- we will have vulgarized
- you will have vulgarized
- they will have vulgarized
Toekomende tijd II
- ik zal gepopulariseerd hebben
- jij zult gepopulariseerd hebben
- hij/zij/het zal gepopulariseerd hebben
- wij zullen gepopulariseerd hebben
- jullie zullen gepopulariseerd hebben
- zij zullen gepopulariseerd hebben
Conditional present
- I would vulgarize
- you would vulgarize
- he/she/it would vulgarize
- we would vulgarize
- you would vulgarize
- they would vulgarize
Conditionalis I
- ik zou populariseren
- jij zou populariseren
- hij/zij/het zou populariseren
- wij zouden populariseren
- jullie zouden populariseren
- zij zouden populariseren
Conditional perfect
- I would have vulgarized
- you would have vulgarized
- he/she/it would have vulgarized
- we would have vulgarized
- you would have vulgarized
- they would have vulgarized
Conditionalis II
- ik zou hebben gepopulariseerd
- jij zou hebben gepopulariseerd
- hij/zij/het zou hebben gepopulariseerd
- wij zouden hebben gepopulariseerd
- jullie zouden hebben gepopulariseerd
- zij zouden hebben gepopulariseerd
Imperative
- you vulgarize
- you vulgarize
Imperatief
- jij populariseer
- jullie populariseert