Vervoeging van warble
Onbepaalde wijs (infinitief): to warble
Engels
Nederlands
Present
- I warble
- you warble
- he/she/it warbles
- we warble
- you warble
- they warble
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik jodel
- jij jodelt
- hij/zij/het jodelt
- wij jodelen
- jullie jodelen
- zij jodelen
Simple past
- I warbled
- you warbled
- he/she/it warbled
- we warbled
- you warbled
- they warbled
Onvoltooid verleden tijd
- ik jodelde
- jij jodelde
- hij/zij/het jodelde
- wij jodelden
- jullie jodelden
- zij jodelden
Present perfect
- I have warbled
- you have warbled
- he/she/it has warbled
- we have warbled
- you have warbled
- they have warbled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gejodeld
- jij hebt gejodeld
- hij/zij/het heeft gejodeld
- wij hebben gejodeld
- jullie hebben gejodeld
- zij hebben gejodeld
Past perfect
- I had warbled
- you had warbled
- he/she/it had warbled
- we had warbled
- you had warbled
- they had warbled
Voltooid verleden tijd
- ik had gejodeld
- jij had gejodeld
- hij/zij/het had gejodeld
- wij hadden gejodeld
- jullie hadden gejodeld
- zij hadden gejodeld
Future
- I will warble
- you will warble
- he/she/it will warble
- we will warble
- you will warble
- they will warble
Toekomende tijd I
- ik zal jodelen
- jij zult jodelen
- hij/zij/het zal jodelen
- wij zullen jodelen
- jullie zullen jodelen
- zij zullen jodelen
Future perfect
- I will have warbled
- you will have warbled
- he/she/it will have warbled
- we will have warbled
- you will have warbled
- they will have warbled
Toekomende tijd II
- ik zal gejodeld hebben
- jij zult gejodeld hebben
- hij/zij/het zal gejodeld hebben
- wij zullen gejodeld hebben
- jullie zullen gejodeld hebben
- zij zullen gejodeld hebben
Conditional present
- I would warble
- you would warble
- he/she/it would warble
- we would warble
- you would warble
- they would warble
Conditionalis I
- ik zou jodelen
- jij zou jodelen
- hij/zij/het zou jodelen
- wij zouden jodelen
- jullie zouden jodelen
- zij zouden jodelen
Conditional perfect
- I would have warbled
- you would have warbled
- he/she/it would have warbled
- we would have warbled
- you would have warbled
- they would have warbled
Conditionalis II
- ik zou hebben gejodeld
- jij zou hebben gejodeld
- hij/zij/het zou hebben gejodeld
- wij zouden hebben gejodeld
- jullie zouden hebben gejodeld
- zij zouden hebben gejodeld
Imperative
- you warble
- you warble
Imperatief
- jij jodel
- jullie jodelt