Vervoeging van weld
Onbepaalde wijs (infinitief): to weld
Engels
Nederlands
Present
- I weld
- you weld
- he/she/it welds
- we weld
- you weld
- they weld
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik las
- jij last
- hij/zij/het last
- wij lassen
- jullie lassen
- zij lassen
Simple past
- I welded
- you welded
- he/she/it welded
- we welded
- you welded
- they welded
Onvoltooid verleden tijd
- ik laste
- jij laste
- hij/zij/het laste
- wij lasten
- jullie lasten
- zij lasten
Present perfect
- I have welded
- you have welded
- he/she/it has welded
- we have welded
- you have welded
- they have welded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelast
- jij hebt gelast
- hij/zij/het heeft gelast
- wij hebben gelast
- jullie hebben gelast
- zij hebben gelast
Past perfect
- I had welded
- you had welded
- he/she/it had welded
- we had welded
- you had welded
- they had welded
Voltooid verleden tijd
- ik had gelast
- jij had gelast
- hij/zij/het had gelast
- wij hadden gelast
- jullie hadden gelast
- zij hadden gelast
Future
- I will weld
- you will weld
- he/she/it will weld
- we will weld
- you will weld
- they will weld
Toekomende tijd I
- ik zal lassen
- jij zult lassen
- hij/zij/het zal lassen
- wij zullen lassen
- jullie zullen lassen
- zij zullen lassen
Future perfect
- I will have welded
- you will have welded
- he/she/it will have welded
- we will have welded
- you will have welded
- they will have welded
Toekomende tijd II
- ik zal gelast hebben
- jij zult gelast hebben
- hij/zij/het zal gelast hebben
- wij zullen gelast hebben
- jullie zullen gelast hebben
- zij zullen gelast hebben
Conditional present
- I would weld
- you would weld
- he/she/it would weld
- we would weld
- you would weld
- they would weld
Conditionalis I
- ik zou lassen
- jij zou lassen
- hij/zij/het zou lassen
- wij zouden lassen
- jullie zouden lassen
- zij zouden lassen
Conditional perfect
- I would have welded
- you would have welded
- he/she/it would have welded
- we would have welded
- you would have welded
- they would have welded
Conditionalis II
- ik zou hebben gelast
- jij zou hebben gelast
- hij/zij/het zou hebben gelast
- wij zouden hebben gelast
- jullie zouden hebben gelast
- zij zouden hebben gelast
Imperative
- you weld
- you weld
Imperatief
- jij las
- jullie last