Vervoeging van whet

Engels

Nederlands

Present

  • I whet
  • you whet
  • he/she/it whets
  • we whet
  • you whet
  • they whet

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik slijp
  • jij slijpt
  • hij/zij/het slijpt
  • wij slijpen
  • jullie slijpen
  • zij slijpen

Simple past

  • I whetted
  • you whetted
  • he/she/it whetted
  • we whetted
  • you whetted
  • they whetted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik sleep
  • jij sleep
  • hij/zij/het sleep
  • wij slepen
  • jullie slepen
  • zij slepen

Present perfect

  • I have whetted
  • you have whetted
  • he/she/it has whetted
  • we have whetted
  • you have whetted
  • they have whetted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geslepen
  • jij hebt geslepen
  • hij/zij/het heeft geslepen
  • wij hebben geslepen
  • jullie hebben geslepen
  • zij hebben geslepen

Past perfect

  • I had whetted
  • you had whetted
  • he/she/it had whetted
  • we had whetted
  • you had whetted
  • they had whetted

Voltooid verleden tijd

  • ik had geslepen
  • jij had geslepen
  • hij/zij/het had geslepen
  • wij hadden geslepen
  • jullie hadden geslepen
  • zij hadden geslepen

Future

  • I will whet
  • you will whet
  • he/she/it will whet
  • we will whet
  • you will whet
  • they will whet

Toekomende tijd I

  • ik zal slijpen
  • jij zult slijpen
  • hij/zij/het zal slijpen
  • wij zullen slijpen
  • jullie zullen slijpen
  • zij zullen slijpen

Future perfect

  • I will have whetted
  • you will have whetted
  • he/she/it will have whetted
  • we will have whetted
  • you will have whetted
  • they will have whetted

Toekomende tijd II

  • ik zal geslepen hebben
  • jij zult geslepen hebben
  • hij/zij/het zal geslepen hebben
  • wij zullen geslepen hebben
  • jullie zullen geslepen hebben
  • zij zullen geslepen hebben

Conditional present

  • I would whet
  • you would whet
  • he/she/it would whet
  • we would whet
  • you would whet
  • they would whet

Conditionalis I

  • ik zou slijpen
  • jij zou slijpen
  • hij/zij/het zou slijpen
  • wij zouden slijpen
  • jullie zouden slijpen
  • zij zouden slijpen

Conditional perfect

  • I would have whetted
  • you would have whetted
  • he/she/it would have whetted
  • we would have whetted
  • you would have whetted
  • they would have whetted

Conditionalis II

  • ik zou hebben geslepen
  • jij zou hebben geslepen
  • hij/zij/het zou hebben geslepen
  • wij zouden hebben geslepen
  • jullie zouden hebben geslepen
  • zij zouden hebben geslepen

Imperative

  • you whet
  • you whet

Imperatief

  • jij slijp
  • jullie slijpt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van whet