Vervoeging van whir

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it whirs
  • they whir

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het suist
  • zij suizen

Simple past

  • he/she/it whirred
  • they whirred

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het suisde
  • zij suisden

Present perfect

  • he/she/it has whirred
  • they have whirred

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gesuisd
  • zij hebben gesuisd

Past perfect

  • he/she/it had whirred
  • they had whirred

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gesuisd
  • zij hadden gesuisd

Future

  • he/she/it will whir
  • they will whir

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal suizen
  • zij zult suizen

Future perfect

  • he/she/it will have whirred
  • they will have whirred

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gesuisd hebben
  • zij zult gesuisd hebben

Conditional present

  • he/she/it would whir
  • they would whir

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal suizen
  • zij zullen suizen

Conditional perfect

  • he/she/it would have whirred
  • they would have whirred

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gesuisd
  • zij zullen hebben gesuisd

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van whir