Vervoeging van ostentar
Onbepaalde wijs (infinitief): ostentar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- él/ella ostenta
- ellos/ellas ostentan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het prijkt
- zij prijken
Indefinido
- él/ella ostentó
- ellos/ellas ostentaron
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het prijkte
- zij prijkten
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha ostentado
- ellos/ellas han ostentado
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geprijkt
- zij hebben geprijkt
Pluscuamperfecto
- él/ella había ostentado
- ellos/ellas habían ostentado
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geprijkt
- zij hadden geprijkt
Futuro I
- él/ella ostentará
- ellos/ellas ostentarán
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal prijken
- zij zult prijken
Futuro perfecto
- él/ella habrá ostentado
- ellos/ellas habrán ostentado
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geprijkt hebben
- zij zult geprijkt hebben
Condicional
- él/ella ostentaría
- ellos/ellas ostentarían
Conditionalis I
- hij/zij/het zal prijken
- zij zullen prijken
Condicional perfecto
- él/ella habría ostentado
- ellos/ellas habrían ostentado
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geprijkt
- zij zullen hebben geprijkt