Vervoeging van abatanar
Onbepaalde wijs (infinitief): abatanar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo abatano
- tú abatanas
- él/ella abatana
- nosotros abatanamos
- vosotros abatanáis
- ellos/ellas abatanan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vol
- jij volt
- hij/zij/het volt
- wij vollen
- jullie vollen
- zij vollen
Indefinido
- yo abatané
- tú abatanaste
- él/ella abatanó
- nosotros abatanamos
- vosotros abatanasteis
- ellos/ellas abatanaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik volde
- jij volde
- hij/zij/het volde
- wij volden
- jullie volden
- zij volden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he abatanado
- tú has abatanado
- él/ella ha abatanado
- nosotros hemos abatanado
- vosotros habéis abatanado
- ellos/ellas han abatanado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevold
- jij hebt gevold
- hij/zij/het heeft gevold
- wij hebben gevold
- jullie hebben gevold
- zij hebben gevold
Pluscuamperfecto
- yo había abatanado
- tú habías abatanado
- él/ella había abatanado
- nosotros habíamos abatanado
- vosotros habíais abatanado
- ellos/ellas habían abatanado
Voltooid verleden tijd
- ik had gevold
- jij had gevold
- hij/zij/het had gevold
- wij hadden gevold
- jullie hadden gevold
- zij hadden gevold
Futuro I
- yo abatanaré
- tú abatanarás
- él/ella abatanará
- nosotros abatanaremos
- vosotros abatanaréis
- ellos/ellas abatanarán
Toekomende tijd I
- ik zal vollen
- jij zult vollen
- hij/zij/het zal vollen
- wij zullen vollen
- jullie zullen vollen
- zij zullen vollen
Futuro perfecto
- yo habré abatanado
- tú habrás abatanado
- él/ella habrá abatanado
- nosotros habremos abatanado
- vosotros habréis abatanado
- ellos/ellas habrán abatanado
Toekomende tijd II
- ik zal gevold hebben
- jij zult gevold hebben
- hij/zij/het zal gevold hebben
- wij zullen gevold hebben
- jullie zullen gevold hebben
- zij zullen gevold hebben
Condicional
- yo abatanaría
- tú abatanarías
- él/ella abatanaría
- nosotros abatanaríamos
- vosotros abatanaríais
- ellos/ellas abatanarían
Conditionalis I
- ik zou vollen
- jij zou vollen
- hij/zij/het zou vollen
- wij zouden vollen
- jullie zouden vollen
- zij zouden vollen
Condicional perfecto
- yo habría abatanado
- tú habrías abatanado
- él/ella habría abatanado
- nosotros habríamos abatanado
- vosotros habríais abatanado
- ellos/ellas habrían abatanado
Conditionalis II
- ik zou hebben gevold
- jij zou hebben gevold
- hij/zij/het zou hebben gevold
- wij zouden hebben gevold
- jullie zouden hebben gevold
- zij zouden hebben gevold
Imperativo presente
- tú abatana
- vosotros abatanad
Imperatief
- jij vol
- jullie volt