Vervoeging van absorber
Onbepaalde wijs (infinitief): absorber
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo absorbo
- tú absorbes
- él/ella absorbe
- nosotros absorbemos
- vosotros absorbéis
- ellos/ellas absorben
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik slorp op
- jij slorpt op
- hij/zij/het slorpt op
- wij slorpen op
- jullie slorpen op
- zij slorpen op
Indefinido
- yo absorbí
- tú absorbiste
- él/ella absorbió
- nosotros absorbimos
- vosotros absorbisteis
- ellos/ellas absorbieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik slorpte op
- jij slorpte op
- hij/zij/het slorpte op
- wij slorpten op
- jullie slorpten op
- zij slorpten op
Pretérito perfecto compuesto
- yo he absorbido
- tú has absorbido
- él/ella ha absorbido
- nosotros hemos absorbido
- vosotros habéis absorbido
- ellos/ellas han absorbido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeslorpt
- jij hebt opgeslorpt
- hij/zij/het heeft opgeslorpt
- wij hebben opgeslorpt
- jullie hebben opgeslorpt
- zij hebben opgeslorpt
Pluscuamperfecto
- yo había absorbido
- tú habías absorbido
- él/ella había absorbido
- nosotros habíamos absorbido
- vosotros habíais absorbido
- ellos/ellas habían absorbido
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeslorpt
- jij had opgeslorpt
- hij/zij/het had opgeslorpt
- wij hadden opgeslorpt
- jullie hadden opgeslorpt
- zij hadden opgeslorpt
Futuro I
- yo absorberé
- tú absorberás
- él/ella absorberá
- nosotros absorberemos
- vosotros absorberéis
- ellos/ellas absorberán
Toekomende tijd I
- ik zal opslorpen
- jij zult opslorpen
- hij/zij/het zal opslorpen
- wij zullen opslorpen
- jullie zullen opslorpen
- zij zullen opslorpen
Futuro perfecto
- yo habré absorbido
- tú habrás absorbido
- él/ella habrá absorbido
- nosotros habremos absorbido
- vosotros habréis absorbido
- ellos/ellas habrán absorbido
Toekomende tijd II
- ik zal opgeslorpt hebben
- jij zult opgeslorpt hebben
- hij/zij/het zal opgeslorpt hebben
- wij zullen opgeslorpt hebben
- jullie zullen opgeslorpt hebben
- zij zullen opgeslorpt hebben
Condicional
- yo absorbería
- tú absorberías
- él/ella absorbería
- nosotros absorberíamos
- vosotros absorberíais
- ellos/ellas absorberían
Conditionalis I
- ik zou opslorpen
- jij zou opslorpen
- hij/zij/het zou opslorpen
- wij zouden opslorpen
- jullie zouden opslorpen
- zij zouden opslorpen
Condicional perfecto
- yo habría absorbido
- tú habrías absorbido
- él/ella habría absorbido
- nosotros habríamos absorbido
- vosotros habríais absorbido
- ellos/ellas habrían absorbido
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeslorpt
- jij zou hebben opgeslorpt
- hij/zij/het zou hebben opgeslorpt
- wij zouden hebben opgeslorpt
- jullie zouden hebben opgeslorpt
- zij zouden hebben opgeslorpt
Imperativo presente
- tú absorbe
- vosotros absorbed
Imperatief
- jij slorp op
- jullie slorpt op