Vervoeging van acostumbrar
Onbepaalde wijs (infinitief): acostumbrar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo acostumbro
- tú acostumbras
- él/ella acostumbra
- nosotros acostumbramos
- vosotros acostumbráis
- ellos/ellas acostumbran
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pleeg
- jij pleegt
- hij/zij/het pleegt
- wij plegen
- jullie plegen
- zij plegen
Indefinido
- yo acostumbré
- tú acostumbraste
- él/ella acostumbró
- nosotros acostumbramos
- vosotros acostumbrasteis
- ellos/ellas acostumbraron
Onvoltooid verleden tijd
- ik pleegde
- jij pleegde
- hij/zij/het pleegde
- wij pleegden
- jullie pleegden
- zij pleegden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acostumbrado
- tú has acostumbrado
- él/ella ha acostumbrado
- nosotros hemos acostumbrado
- vosotros habéis acostumbrado
- ellos/ellas han acostumbrado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepleegd
- jij hebt gepleegd
- hij/zij/het heeft gepleegd
- wij hebben gepleegd
- jullie hebben gepleegd
- zij hebben gepleegd
Pluscuamperfecto
- yo había acostumbrado
- tú habías acostumbrado
- él/ella había acostumbrado
- nosotros habíamos acostumbrado
- vosotros habíais acostumbrado
- ellos/ellas habían acostumbrado
Voltooid verleden tijd
- ik had gepleegd
- jij had gepleegd
- hij/zij/het had gepleegd
- wij hadden gepleegd
- jullie hadden gepleegd
- zij hadden gepleegd
Futuro I
- yo acostumbraré
- tú acostumbrarás
- él/ella acostumbrará
- nosotros acostumbraremos
- vosotros acostumbraréis
- ellos/ellas acostumbrarán
Toekomende tijd I
- ik zal plegen
- jij zult plegen
- hij/zij/het zal plegen
- wij zullen plegen
- jullie zullen plegen
- zij zullen plegen
Futuro perfecto
- yo habré acostumbrado
- tú habrás acostumbrado
- él/ella habrá acostumbrado
- nosotros habremos acostumbrado
- vosotros habréis acostumbrado
- ellos/ellas habrán acostumbrado
Toekomende tijd II
- ik zal gepleegd hebben
- jij zult gepleegd hebben
- hij/zij/het zal gepleegd hebben
- wij zullen gepleegd hebben
- jullie zullen gepleegd hebben
- zij zullen gepleegd hebben
Condicional
- yo acostumbraría
- tú acostumbrarías
- él/ella acostumbraría
- nosotros acostumbraríamos
- vosotros acostumbraríais
- ellos/ellas acostumbrarían
Conditionalis I
- ik zou plegen
- jij zou plegen
- hij/zij/het zou plegen
- wij zouden plegen
- jullie zouden plegen
- zij zouden plegen
Condicional perfecto
- yo habría acostumbrado
- tú habrías acostumbrado
- él/ella habría acostumbrado
- nosotros habríamos acostumbrado
- vosotros habríais acostumbrado
- ellos/ellas habrían acostumbrado
Conditionalis II
- ik zou hebben gepleegd
- jij zou hebben gepleegd
- hij/zij/het zou hebben gepleegd
- wij zouden hebben gepleegd
- jullie zouden hebben gepleegd
- zij zouden hebben gepleegd