Vervoeging van admirar

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo admiro
  • admiras
  • él/ella admira
  • nosotros admiramos
  • vosotros admiráis
  • ellos/ellas admiran

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kijk op
  • jij kijkt op
  • hij/zij/het kijkt op
  • wij kijken op
  • jullie kijken op
  • zij kijken op

Indefinido

  • yo admiré
  • admiraste
  • él/ella admiró
  • nosotros admiramos
  • vosotros admirasteis
  • ellos/ellas admiraron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik keek op
  • jij keek op
  • hij/zij/het keek op
  • wij keken op
  • jullie keken op
  • zij keken op

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he admirado
  • has admirado
  • él/ella ha admirado
  • nosotros hemos admirado
  • vosotros habéis admirado
  • ellos/ellas han admirado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgekeken
  • jij hebt opgekeken
  • hij/zij/het heeft opgekeken
  • wij hebben opgekeken
  • jullie hebben opgekeken
  • zij hebben opgekeken

Pluscuamperfecto

  • yo había admirado
  • habías admirado
  • él/ella había admirado
  • nosotros habíamos admirado
  • vosotros habíais admirado
  • ellos/ellas habían admirado

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgekeken
  • jij had opgekeken
  • hij/zij/het had opgekeken
  • wij hadden opgekeken
  • jullie hadden opgekeken
  • zij hadden opgekeken

Futuro I

  • yo admiraré
  • admirarás
  • él/ella admirará
  • nosotros admiraremos
  • vosotros admiraréis
  • ellos/ellas admirarán

Toekomende tijd I

  • ik zal opkijken
  • jij zult opkijken
  • hij/zij/het zal opkijken
  • wij zullen opkijken
  • jullie zullen opkijken
  • zij zullen opkijken

Futuro perfecto

  • yo habré admirado
  • habrás admirado
  • él/ella habrá admirado
  • nosotros habremos admirado
  • vosotros habréis admirado
  • ellos/ellas habrán admirado

Toekomende tijd II

  • ik zal opgekeken hebben
  • jij zult opgekeken hebben
  • hij/zij/het zal opgekeken hebben
  • wij zullen opgekeken hebben
  • jullie zullen opgekeken hebben
  • zij zullen opgekeken hebben

Condicional

  • yo admiraría
  • admirarías
  • él/ella admiraría
  • nosotros admiraríamos
  • vosotros admiraríais
  • ellos/ellas admirarían

Conditionalis I

  • ik zou opkijken
  • jij zou opkijken
  • hij/zij/het zou opkijken
  • wij zouden opkijken
  • jullie zouden opkijken
  • zij zouden opkijken

Condicional perfecto

  • yo habría admirado
  • habrías admirado
  • él/ella habría admirado
  • nosotros habríamos admirado
  • vosotros habríais admirado
  • ellos/ellas habrían admirado

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgekeken
  • jij zou hebben opgekeken
  • hij/zij/het zou hebben opgekeken
  • wij zouden hebben opgekeken
  • jullie zouden hebben opgekeken
  • zij zouden hebben opgekeken

Imperativo presente

  • admira
  • vosotros admirad

Imperatief

  • jij kijk op
  • jullie kijkt op