Vervoeging van agradecer
Onbepaalde wijs (infinitief): agradecer
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo agradezco
- tú agradeces
- él/ella agradece
- nosotros agradecemos
- vosotros agradecéis
- ellos/ellas agradecen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dank
- jij dankt
- hij/zij/het dankt
- wij danken
- jullie danken
- zij danken
Indefinido
- yo agradecí
- tú agradeciste
- él/ella agradeció
- nosotros agradecimos
- vosotros agradecisteis
- ellos/ellas agradecieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik dankte
- jij dankte
- hij/zij/het dankte
- wij dankten
- jullie dankten
- zij dankten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he agradecido
- tú has agradecido
- él/ella ha agradecido
- nosotros hemos agradecido
- vosotros habéis agradecido
- ellos/ellas han agradecido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedankt
- jij hebt gedankt
- hij/zij/het heeft gedankt
- wij hebben gedankt
- jullie hebben gedankt
- zij hebben gedankt
Pluscuamperfecto
- yo había agradecido
- tú habías agradecido
- él/ella había agradecido
- nosotros habíamos agradecido
- vosotros habíais agradecido
- ellos/ellas habían agradecido
Voltooid verleden tijd
- ik had gedankt
- jij had gedankt
- hij/zij/het had gedankt
- wij hadden gedankt
- jullie hadden gedankt
- zij hadden gedankt
Futuro I
- yo agradeceré
- tú agradecerás
- él/ella agradecerá
- nosotros agradeceremos
- vosotros agradeceréis
- ellos/ellas agradecerán
Toekomende tijd I
- ik zal danken
- jij zult danken
- hij/zij/het zal danken
- wij zullen danken
- jullie zullen danken
- zij zullen danken
Futuro perfecto
- yo habré agradecido
- tú habrás agradecido
- él/ella habrá agradecido
- nosotros habremos agradecido
- vosotros habréis agradecido
- ellos/ellas habrán agradecido
Toekomende tijd II
- ik zal gedankt hebben
- jij zult gedankt hebben
- hij/zij/het zal gedankt hebben
- wij zullen gedankt hebben
- jullie zullen gedankt hebben
- zij zullen gedankt hebben
Condicional
- yo agradecería
- tú agradecerías
- él/ella agradecería
- nosotros agradeceríamos
- vosotros agradeceríais
- ellos/ellas agradecerían
Conditionalis I
- ik zou danken
- jij zou danken
- hij/zij/het zou danken
- wij zouden danken
- jullie zouden danken
- zij zouden danken
Condicional perfecto
- yo habría agradecido
- tú habrías agradecido
- él/ella habría agradecido
- nosotros habríamos agradecido
- vosotros habríais agradecido
- ellos/ellas habrían agradecido
Conditionalis II
- ik zou hebben gedankt
- jij zou hebben gedankt
- hij/zij/het zou hebben gedankt
- wij zouden hebben gedankt
- jullie zouden hebben gedankt
- zij zouden hebben gedankt
Imperativo presente
- tú agradece
- vosotros agradeced
Imperatief
- jij dank
- jullie dankt