Vervoeging van ahorcar
Onbepaalde wijs (infinitief): ahorcar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo ahorco
- tú ahorcas
- él/ella ahorca
- nosotros ahorcamos
- vosotros ahorcáis
- ellos/ellas ahorcan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hang op
- jij hangt op
- hij/zij/het hangt op
- wij hangen op
- jullie hangen op
- zij hangen op
Indefinido
- yo ahorqué
- tú ahorcaste
- él/ella ahorcó
- nosotros ahorcamos
- vosotros ahorcasteis
- ellos/ellas ahorcaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik hing op
- jij hing op
- hij/zij/het hing op
- wij hingen op
- jullie hingen op
- zij hingen op
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ahorcado
- tú has ahorcado
- él/ella ha ahorcado
- nosotros hemos ahorcado
- vosotros habéis ahorcado
- ellos/ellas han ahorcado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgehangen
- jij hebt opgehangen
- hij/zij/het heeft opgehangen
- wij hebben opgehangen
- jullie hebben opgehangen
- zij hebben opgehangen
Pluscuamperfecto
- yo había ahorcado
- tú habías ahorcado
- él/ella había ahorcado
- nosotros habíamos ahorcado
- vosotros habíais ahorcado
- ellos/ellas habían ahorcado
Voltooid verleden tijd
- ik had opgehangen
- jij had opgehangen
- hij/zij/het had opgehangen
- wij hadden opgehangen
- jullie hadden opgehangen
- zij hadden opgehangen
Futuro I
- yo ahorcaré
- tú ahorcarás
- él/ella ahorcará
- nosotros ahorcaremos
- vosotros ahorcaréis
- ellos/ellas ahorcarán
Toekomende tijd I
- ik zal ophangen
- jij zult ophangen
- hij/zij/het zal ophangen
- wij zullen ophangen
- jullie zullen ophangen
- zij zullen ophangen
Futuro perfecto
- yo habré ahorcado
- tú habrás ahorcado
- él/ella habrá ahorcado
- nosotros habremos ahorcado
- vosotros habréis ahorcado
- ellos/ellas habrán ahorcado
Toekomende tijd II
- ik zal opgehangen hebben
- jij zult opgehangen hebben
- hij/zij/het zal opgehangen hebben
- wij zullen opgehangen hebben
- jullie zullen opgehangen hebben
- zij zullen opgehangen hebben
Condicional
- yo ahorcaría
- tú ahorcarías
- él/ella ahorcaría
- nosotros ahorcaríamos
- vosotros ahorcaríais
- ellos/ellas ahorcarían
Conditionalis I
- ik zou ophangen
- jij zou ophangen
- hij/zij/het zou ophangen
- wij zouden ophangen
- jullie zouden ophangen
- zij zouden ophangen
Condicional perfecto
- yo habría ahorcado
- tú habrías ahorcado
- él/ella habría ahorcado
- nosotros habríamos ahorcado
- vosotros habríais ahorcado
- ellos/ellas habrían ahorcado
Conditionalis II
- ik zou hebben opgehangen
- jij zou hebben opgehangen
- hij/zij/het zou hebben opgehangen
- wij zouden hebben opgehangen
- jullie zouden hebben opgehangen
- zij zouden hebben opgehangen
Imperativo presente
- tú ahorca
- vosotros ahorcad
Imperatief
- jij hang op
- jullie hangt op