Vervoeging van batir
Onbepaalde wijs (infinitief): batir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo bato
- tú bates
- él/ella bate
- nosotros batimos
- vosotros batís
- ellos/ellas baten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houw
- jij houwt
- hij/zij/het houwt
- wij houwen
- jullie houwen
- zij houwen
Indefinido
- yo batí
- tú batiste
- él/ella batió
- nosotros batimos
- vosotros batisteis
- ellos/ellas batieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik hieuw
- jij hieuw
- hij/zij/het hieuw
- wij hieuwen
- jullie hieuwen
- zij hieuwen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he batido
- tú has batido
- él/ella ha batido
- nosotros hemos batido
- vosotros habéis batido
- ellos/ellas han batido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehouwen
- jij hebt gehouwen
- hij/zij/het heeft gehouwen
- wij hebben gehouwen
- jullie hebben gehouwen
- zij hebben gehouwen
Pluscuamperfecto
- yo había batido
- tú habías batido
- él/ella había batido
- nosotros habíamos batido
- vosotros habíais batido
- ellos/ellas habían batido
Voltooid verleden tijd
- ik had gehouwen
- jij had gehouwen
- hij/zij/het had gehouwen
- wij hadden gehouwen
- jullie hadden gehouwen
- zij hadden gehouwen
Futuro I
- yo batiré
- tú batirás
- él/ella batirá
- nosotros batiremos
- vosotros batiréis
- ellos/ellas batirán
Toekomende tijd I
- ik zal houwen
- jij zult houwen
- hij/zij/het zal houwen
- wij zullen houwen
- jullie zullen houwen
- zij zullen houwen
Futuro perfecto
- yo habré batido
- tú habrás batido
- él/ella habrá batido
- nosotros habremos batido
- vosotros habréis batido
- ellos/ellas habrán batido
Toekomende tijd II
- ik zal gehouwen hebben
- jij zult gehouwen hebben
- hij/zij/het zal gehouwen hebben
- wij zullen gehouwen hebben
- jullie zullen gehouwen hebben
- zij zullen gehouwen hebben
Condicional
- yo batiría
- tú batirías
- él/ella batiría
- nosotros batiríamos
- vosotros batiríais
- ellos/ellas batirían
Conditionalis I
- ik zou houwen
- jij zou houwen
- hij/zij/het zou houwen
- wij zouden houwen
- jullie zouden houwen
- zij zouden houwen
Condicional perfecto
- yo habría batido
- tú habrías batido
- él/ella habría batido
- nosotros habríamos batido
- vosotros habríais batido
- ellos/ellas habrían batido
Conditionalis II
- ik zou hebben gehouwen
- jij zou hebben gehouwen
- hij/zij/het zou hebben gehouwen
- wij zouden hebben gehouwen
- jullie zouden hebben gehouwen
- zij zouden hebben gehouwen
Imperativo presente
- tú bate
- vosotros batid
Imperatief
- jij houw
- jullie houwt