Vervoeging van calibrar
Onbepaalde wijs (infinitief): calibrar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo calibro
- tú calibras
- él/ella calibra
- nosotros calibramos
- vosotros calibráis
- ellos/ellas calibran
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik peil
- jij peilt
- hij/zij/het peilt
- wij peilen
- jullie peilen
- zij peilen
Indefinido
- yo calibré
- tú calibraste
- él/ella calibró
- nosotros calibramos
- vosotros calibrasteis
- ellos/ellas calibraron
Onvoltooid verleden tijd
- ik peilde
- jij peilde
- hij/zij/het peilde
- wij peilden
- jullie peilden
- zij peilden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he calibrado
- tú has calibrado
- él/ella ha calibrado
- nosotros hemos calibrado
- vosotros habéis calibrado
- ellos/ellas han calibrado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepeild
- jij hebt gepeild
- hij/zij/het heeft gepeild
- wij hebben gepeild
- jullie hebben gepeild
- zij hebben gepeild
Pluscuamperfecto
- yo había calibrado
- tú habías calibrado
- él/ella había calibrado
- nosotros habíamos calibrado
- vosotros habíais calibrado
- ellos/ellas habían calibrado
Voltooid verleden tijd
- ik had gepeild
- jij had gepeild
- hij/zij/het had gepeild
- wij hadden gepeild
- jullie hadden gepeild
- zij hadden gepeild
Futuro I
- yo calibraré
- tú calibrarás
- él/ella calibrará
- nosotros calibraremos
- vosotros calibraréis
- ellos/ellas calibrarán
Toekomende tijd I
- ik zal peilen
- jij zult peilen
- hij/zij/het zal peilen
- wij zullen peilen
- jullie zullen peilen
- zij zullen peilen
Futuro perfecto
- yo habré calibrado
- tú habrás calibrado
- él/ella habrá calibrado
- nosotros habremos calibrado
- vosotros habréis calibrado
- ellos/ellas habrán calibrado
Toekomende tijd II
- ik zal gepeild hebben
- jij zult gepeild hebben
- hij/zij/het zal gepeild hebben
- wij zullen gepeild hebben
- jullie zullen gepeild hebben
- zij zullen gepeild hebben
Condicional
- yo calibraría
- tú calibrarías
- él/ella calibraría
- nosotros calibraríamos
- vosotros calibraríais
- ellos/ellas calibrarían
Conditionalis I
- ik zou peilen
- jij zou peilen
- hij/zij/het zou peilen
- wij zouden peilen
- jullie zouden peilen
- zij zouden peilen
Condicional perfecto
- yo habría calibrado
- tú habrías calibrado
- él/ella habría calibrado
- nosotros habríamos calibrado
- vosotros habríais calibrado
- ellos/ellas habrían calibrado
Conditionalis II
- ik zou hebben gepeild
- jij zou hebben gepeild
- hij/zij/het zou hebben gepeild
- wij zouden hebben gepeild
- jullie zouden hebben gepeild
- zij zouden hebben gepeild
Imperativo presente
- tú calibra
- vosotros calibrad
Imperatief
- jij peil
- jullie peilt