Vervoeging van candar
Onbepaalde wijs (infinitief): candar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo cando
- tú candas
- él/ella canda
- nosotros candamos
- vosotros candáis
- ellos/ellas candan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sluit
- jij sluit
- hij/zij/het sluit
- wij sluiten
- jullie sluiten
- zij sluiten
Indefinido
- yo candé
- tú candaste
- él/ella candó
- nosotros candamos
- vosotros candasteis
- ellos/ellas candaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik sloot
- jij sloot
- hij/zij/het sloot
- wij sloten
- jullie sloten
- zij sloten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he candado
- tú has candado
- él/ella ha candado
- nosotros hemos candado
- vosotros habéis candado
- ellos/ellas han candado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesloten
- jij hebt gesloten
- hij/zij/het heeft gesloten
- wij hebben gesloten
- jullie hebben gesloten
- zij hebben gesloten
Pluscuamperfecto
- yo había candado
- tú habías candado
- él/ella había candado
- nosotros habíamos candado
- vosotros habíais candado
- ellos/ellas habían candado
Voltooid verleden tijd
- ik had gesloten
- jij had gesloten
- hij/zij/het had gesloten
- wij hadden gesloten
- jullie hadden gesloten
- zij hadden gesloten
Futuro I
- yo candaré
- tú candarás
- él/ella candará
- nosotros candaremos
- vosotros candaréis
- ellos/ellas candarán
Toekomende tijd I
- ik zal sluiten
- jij zult sluiten
- hij/zij/het zal sluiten
- wij zullen sluiten
- jullie zullen sluiten
- zij zullen sluiten
Futuro perfecto
- yo habré candado
- tú habrás candado
- él/ella habrá candado
- nosotros habremos candado
- vosotros habréis candado
- ellos/ellas habrán candado
Toekomende tijd II
- ik zal gesloten hebben
- jij zult gesloten hebben
- hij/zij/het zal gesloten hebben
- wij zullen gesloten hebben
- jullie zullen gesloten hebben
- zij zullen gesloten hebben
Condicional
- yo candaría
- tú candarías
- él/ella candaría
- nosotros candaríamos
- vosotros candaríais
- ellos/ellas candarían
Conditionalis I
- ik zou sluiten
- jij zou sluiten
- hij/zij/het zou sluiten
- wij zouden sluiten
- jullie zouden sluiten
- zij zouden sluiten
Condicional perfecto
- yo habría candado
- tú habrías candado
- él/ella habría candado
- nosotros habríamos candado
- vosotros habríais candado
- ellos/ellas habrían candado
Conditionalis II
- ik zou hebben gesloten
- jij zou hebben gesloten
- hij/zij/het zou hebben gesloten
- wij zouden hebben gesloten
- jullie zouden hebben gesloten
- zij zouden hebben gesloten
Imperativo presente
- tú canda
- vosotros candad
Imperatief
- jij sluit
- jullie sluit