Vervoeging van conseguir
Onbepaalde wijs (infinitief): conseguir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo consigo
- tú consigues
- él/ella consigue
- nosotros conseguimos
- vosotros conseguís
- ellos/ellas consiguen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bereik
- jij bereikt
- hij/zij/het bereikt
- wij bereiken
- jullie bereiken
- zij bereiken
Indefinido
- yo conseguí
- tú conseguiste
- él/ella consiguió
- nosotros conseguimos
- vosotros conseguisteis
- ellos/ellas consiguieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik bereikte
- jij bereikte
- hij/zij/het bereikte
- wij bereikten
- jullie bereikten
- zij bereikten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he conseguido
- tú has conseguido
- él/ella ha conseguido
- nosotros hemos conseguido
- vosotros habéis conseguido
- ellos/ellas han conseguido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bereikt
- jij hebt bereikt
- hij/zij/het heeft bereikt
- wij hebben bereikt
- jullie hebben bereikt
- zij hebben bereikt
Pluscuamperfecto
- yo había conseguido
- tú habías conseguido
- él/ella había conseguido
- nosotros habíamos conseguido
- vosotros habíais conseguido
- ellos/ellas habían conseguido
Voltooid verleden tijd
- ik had bereikt
- jij had bereikt
- hij/zij/het had bereikt
- wij hadden bereikt
- jullie hadden bereikt
- zij hadden bereikt
Futuro I
- yo conseguiré
- tú conseguirás
- él/ella conseguirá
- nosotros conseguiremos
- vosotros conseguiréis
- ellos/ellas conseguirán
Toekomende tijd I
- ik zal bereiken
- jij zult bereiken
- hij/zij/het zal bereiken
- wij zullen bereiken
- jullie zullen bereiken
- zij zullen bereiken
Futuro perfecto
- yo habré conseguido
- tú habrás conseguido
- él/ella habrá conseguido
- nosotros habremos conseguido
- vosotros habréis conseguido
- ellos/ellas habrán conseguido
Toekomende tijd II
- ik zal bereikt hebben
- jij zult bereikt hebben
- hij/zij/het zal bereikt hebben
- wij zullen bereikt hebben
- jullie zullen bereikt hebben
- zij zullen bereikt hebben
Condicional
- yo conseguiría
- tú conseguirías
- él/ella conseguiría
- nosotros conseguiríamos
- vosotros conseguiríais
- ellos/ellas conseguirían
Conditionalis I
- ik zou bereiken
- jij zou bereiken
- hij/zij/het zou bereiken
- wij zouden bereiken
- jullie zouden bereiken
- zij zouden bereiken
Condicional perfecto
- yo habría conseguido
- tú habrías conseguido
- él/ella habría conseguido
- nosotros habríamos conseguido
- vosotros habríais conseguido
- ellos/ellas habrían conseguido
Conditionalis II
- ik zou hebben bereikt
- jij zou hebben bereikt
- hij/zij/het zou hebben bereikt
- wij zouden hebben bereikt
- jullie zouden hebben bereikt
- zij zouden hebben bereikt
Imperativo presente
- tú consigue
- vosotros conseguid
Imperatief
- jij bereik
- jullie bereikt