Vervoeging van contribuir

Vertaling: bijdragen

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo contribuyo
  • contribuyes
  • él/ella contribuye
  • nosotros contribuimos
  • vosotros contribuís
  • ellos/ellas contribuyen

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik draag bij
  • jij draagt bij
  • hij/zij/het draagt bij
  • wij dragen bij
  • jullie dragen bij
  • zij dragen bij

Indefinido

  • yo contribuí
  • contribuiste
  • él/ella contribuyó
  • nosotros contribuimos
  • vosotros contribuisteis
  • ellos/ellas contribuyeron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik droeg bij
  • jij droeg bij
  • hij/zij/het droeg bij
  • wij droegen bij
  • jullie droegen bij
  • zij droegen bij

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he contribuido
  • has contribuido
  • él/ella ha contribuido
  • nosotros hemos contribuido
  • vosotros habéis contribuido
  • ellos/ellas han contribuido

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bijgedragen
  • jij hebt bijgedragen
  • hij/zij/het heeft bijgedragen
  • wij hebben bijgedragen
  • jullie hebben bijgedragen
  • zij hebben bijgedragen

Pluscuamperfecto

  • yo había contribuido
  • habías contribuido
  • él/ella había contribuido
  • nosotros habíamos contribuido
  • vosotros habíais contribuido
  • ellos/ellas habían contribuido

Voltooid verleden tijd

  • ik had bijgedragen
  • jij had bijgedragen
  • hij/zij/het had bijgedragen
  • wij hadden bijgedragen
  • jullie hadden bijgedragen
  • zij hadden bijgedragen

Futuro I

  • yo contribuiré
  • contribuirás
  • él/ella contribuirá
  • nosotros contribuiremos
  • vosotros contribuiréis
  • ellos/ellas contribuirán

Toekomende tijd I

  • ik zal bijdragen
  • jij zult bijdragen
  • hij/zij/het zal bijdragen
  • wij zullen bijdragen
  • jullie zullen bijdragen
  • zij zullen bijdragen

Futuro perfecto

  • yo habré contribuido
  • habrás contribuido
  • él/ella habrá contribuido
  • nosotros habremos contribuido
  • vosotros habréis contribuido
  • ellos/ellas habrán contribuido

Toekomende tijd II

  • ik zal bijgedragen hebben
  • jij zult bijgedragen hebben
  • hij/zij/het zal bijgedragen hebben
  • wij zullen bijgedragen hebben
  • jullie zullen bijgedragen hebben
  • zij zullen bijgedragen hebben

Condicional

  • yo contribuiría
  • contribuirías
  • él/ella contribuiría
  • nosotros contribuiríamos
  • vosotros contribuiríais
  • ellos/ellas contribuirían

Conditionalis I

  • ik zou bijdragen
  • jij zou bijdragen
  • hij/zij/het zou bijdragen
  • wij zouden bijdragen
  • jullie zouden bijdragen
  • zij zouden bijdragen

Condicional perfecto

  • yo habría contribuido
  • habrías contribuido
  • él/ella habría contribuido
  • nosotros habríamos contribuido
  • vosotros habríais contribuido
  • ellos/ellas habrían contribuido

Conditionalis II

  • ik zou hebben bijgedragen
  • jij zou hebben bijgedragen
  • hij/zij/het zou hebben bijgedragen
  • wij zouden hebben bijgedragen
  • jullie zouden hebben bijgedragen
  • zij zouden hebben bijgedragen

Imperativo presente

  • contribuye
  • vosotros contribuid

Imperatief

  • jij draag bij
  • jullie draagt bij