Vervoeging van convertir

Vertaling: bekeren

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo convierto
  • conviertes
  • él/ella convierte
  • nosotros convertimos
  • vosotros convertís
  • ellos/ellas convierten

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bekeer
  • jij bekeert
  • hij/zij/het bekeert
  • wij bekeren
  • jullie bekeren
  • zij bekeren

Indefinido

  • yo convertí
  • convertiste
  • él/ella convirtió
  • nosotros convertimos
  • vosotros convertisteis
  • ellos/ellas convirtieron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bekeerde
  • jij bekeerde
  • hij/zij/het bekeerde
  • wij bekeerden
  • jullie bekeerden
  • zij bekeerden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he convertido
  • has convertido
  • él/ella ha convertido
  • nosotros hemos convertido
  • vosotros habéis convertido
  • ellos/ellas han convertido

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bekeerd
  • jij hebt bekeerd
  • hij/zij/het heeft bekeerd
  • wij hebben bekeerd
  • jullie hebben bekeerd
  • zij hebben bekeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había convertido
  • habías convertido
  • él/ella había convertido
  • nosotros habíamos convertido
  • vosotros habíais convertido
  • ellos/ellas habían convertido

Voltooid verleden tijd

  • ik had bekeerd
  • jij had bekeerd
  • hij/zij/het had bekeerd
  • wij hadden bekeerd
  • jullie hadden bekeerd
  • zij hadden bekeerd

Futuro I

  • yo convertiré
  • convertirás
  • él/ella convertirá
  • nosotros convertiremos
  • vosotros convertiréis
  • ellos/ellas convertirán

Toekomende tijd I

  • ik zal bekeren
  • jij zult bekeren
  • hij/zij/het zal bekeren
  • wij zullen bekeren
  • jullie zullen bekeren
  • zij zullen bekeren

Futuro perfecto

  • yo habré convertido
  • habrás convertido
  • él/ella habrá convertido
  • nosotros habremos convertido
  • vosotros habréis convertido
  • ellos/ellas habrán convertido

Toekomende tijd II

  • ik zal bekeerd hebben
  • jij zult bekeerd hebben
  • hij/zij/het zal bekeerd hebben
  • wij zullen bekeerd hebben
  • jullie zullen bekeerd hebben
  • zij zullen bekeerd hebben

Condicional

  • yo convertiría
  • convertirías
  • él/ella convertiría
  • nosotros convertiríamos
  • vosotros convertiríais
  • ellos/ellas convertirían

Conditionalis I

  • ik zou bekeren
  • jij zou bekeren
  • hij/zij/het zou bekeren
  • wij zouden bekeren
  • jullie zouden bekeren
  • zij zouden bekeren

Condicional perfecto

  • yo habría convertido
  • habrías convertido
  • él/ella habría convertido
  • nosotros habríamos convertido
  • vosotros habríais convertido
  • ellos/ellas habrían convertido

Conditionalis II

  • ik zou hebben bekeerd
  • jij zou hebben bekeerd
  • hij/zij/het zou hebben bekeerd
  • wij zouden hebben bekeerd
  • jullie zouden hebben bekeerd
  • zij zouden hebben bekeerd

Imperativo presente

  • convierte
  • vosotros convertid

Imperatief

  • jij bekeer
  • jullie bekeert