Vervoeging van corregir
Onbepaalde wijs (infinitief): corregir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo corrijo
- tú corriges
- él/ella corrige
- nosotros corregimos
- vosotros corregís
- ellos/ellas corrigen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stuur bij
- jij stuurt bij
- hij/zij/het stuurt bij
- wij sturen bij
- jullie sturen bij
- zij sturen bij
Indefinido
- yo corregí
- tú corregiste
- él/ella corrigió
- nosotros corregimos
- vosotros corregisteis
- ellos/ellas corrigieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik stuurde bij
- jij stuurde bij
- hij/zij/het stuurde bij
- wij stuurden bij
- jullie stuurden bij
- zij stuurden bij
Pretérito perfecto compuesto
- yo he corregido
- tú has corregido
- él/ella ha corregido
- nosotros hemos corregido
- vosotros habéis corregido
- ellos/ellas han corregido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgestuurd
- jij hebt bijgestuurd
- hij/zij/het heeft bijgestuurd
- wij hebben bijgestuurd
- jullie hebben bijgestuurd
- zij hebben bijgestuurd
Pluscuamperfecto
- yo había corregido
- tú habías corregido
- él/ella había corregido
- nosotros habíamos corregido
- vosotros habíais corregido
- ellos/ellas habían corregido
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgestuurd
- jij had bijgestuurd
- hij/zij/het had bijgestuurd
- wij hadden bijgestuurd
- jullie hadden bijgestuurd
- zij hadden bijgestuurd
Futuro I
- yo corregiré
- tú corregirás
- él/ella corregirá
- nosotros corregiremos
- vosotros corregiréis
- ellos/ellas corregirán
Toekomende tijd I
- ik zal bijsturen
- jij zult bijsturen
- hij/zij/het zal bijsturen
- wij zullen bijsturen
- jullie zullen bijsturen
- zij zullen bijsturen
Futuro perfecto
- yo habré corregido
- tú habrás corregido
- él/ella habrá corregido
- nosotros habremos corregido
- vosotros habréis corregido
- ellos/ellas habrán corregido
Toekomende tijd II
- ik zal bijgestuurd hebben
- jij zult bijgestuurd hebben
- hij/zij/het zal bijgestuurd hebben
- wij zullen bijgestuurd hebben
- jullie zullen bijgestuurd hebben
- zij zullen bijgestuurd hebben
Condicional
- yo corregiría
- tú corregirías
- él/ella corregiría
- nosotros corregiríamos
- vosotros corregiríais
- ellos/ellas corregirían
Conditionalis I
- ik zou bijsturen
- jij zou bijsturen
- hij/zij/het zou bijsturen
- wij zouden bijsturen
- jullie zouden bijsturen
- zij zouden bijsturen
Condicional perfecto
- yo habría corregido
- tú habrías corregido
- él/ella habría corregido
- nosotros habríamos corregido
- vosotros habríais corregido
- ellos/ellas habrían corregido
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgestuurd
- jij zou hebben bijgestuurd
- hij/zij/het zou hebben bijgestuurd
- wij zouden hebben bijgestuurd
- jullie zouden hebben bijgestuurd
- zij zouden hebben bijgestuurd
Imperativo presente
- tú corrige
- vosotros corregid
Imperatief
- jij stuur bij
- jullie stuurt bij