Vervoeging van declarar

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo declaro
  • declaras
  • él/ella declara
  • nosotros declaramos
  • vosotros declaráis
  • ellos/ellas declaran

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geef aan
  • jij geeft aan
  • hij/zij/het geeft aan
  • wij geven aan
  • jullie geven aan
  • zij geven aan

Indefinido

  • yo declaré
  • declaraste
  • él/ella declaró
  • nosotros declaramos
  • vosotros declarasteis
  • ellos/ellas declararon

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gaf aan
  • jij gaf aan
  • hij/zij/het gaf aan
  • wij gaven aan
  • jullie gaven aan
  • zij gaven aan

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he declarado
  • has declarado
  • él/ella ha declarado
  • nosotros hemos declarado
  • vosotros habéis declarado
  • ellos/ellas han declarado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangegeven
  • jij hebt aangegeven
  • hij/zij/het heeft aangegeven
  • wij hebben aangegeven
  • jullie hebben aangegeven
  • zij hebben aangegeven

Pluscuamperfecto

  • yo había declarado
  • habías declarado
  • él/ella había declarado
  • nosotros habíamos declarado
  • vosotros habíais declarado
  • ellos/ellas habían declarado

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangegeven
  • jij had aangegeven
  • hij/zij/het had aangegeven
  • wij hadden aangegeven
  • jullie hadden aangegeven
  • zij hadden aangegeven

Futuro I

  • yo declararé
  • declararás
  • él/ella declarará
  • nosotros declararemos
  • vosotros declararéis
  • ellos/ellas declararán

Toekomende tijd I

  • ik zal aangeven
  • jij zult aangeven
  • hij/zij/het zal aangeven
  • wij zullen aangeven
  • jullie zullen aangeven
  • zij zullen aangeven

Futuro perfecto

  • yo habré declarado
  • habrás declarado
  • él/ella habrá declarado
  • nosotros habremos declarado
  • vosotros habréis declarado
  • ellos/ellas habrán declarado

Toekomende tijd II

  • ik zal aangegeven hebben
  • jij zult aangegeven hebben
  • hij/zij/het zal aangegeven hebben
  • wij zullen aangegeven hebben
  • jullie zullen aangegeven hebben
  • zij zullen aangegeven hebben

Condicional

  • yo declararía
  • declararías
  • él/ella declararía
  • nosotros declararíamos
  • vosotros declararíais
  • ellos/ellas declararían

Conditionalis I

  • ik zou aangeven
  • jij zou aangeven
  • hij/zij/het zou aangeven
  • wij zouden aangeven
  • jullie zouden aangeven
  • zij zouden aangeven

Condicional perfecto

  • yo habría declarado
  • habrías declarado
  • él/ella habría declarado
  • nosotros habríamos declarado
  • vosotros habríais declarado
  • ellos/ellas habrían declarado

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangegeven
  • jij zou hebben aangegeven
  • hij/zij/het zou hebben aangegeven
  • wij zouden hebben aangegeven
  • jullie zouden hebben aangegeven
  • zij zouden hebben aangegeven

Imperativo presente

  • declara
  • vosotros declarad

Imperatief

  • jij geef aan
  • jullie geeft aan