Vervoeging van depositar
Onbepaalde wijs (infinitief): depositar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo deposito
- tú depositas
- él/ella deposita
- nosotros depositamos
- vosotros depositáis
- ellos/ellas depositan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik geef af
- jij geeft af
- hij/zij/het geeft af
- wij geven af
- jullie geven af
- zij geven af
Indefinido
- yo deposité
- tú depositaste
- él/ella depositó
- nosotros depositamos
- vosotros depositasteis
- ellos/ellas depositaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaf af
- jij gaf af
- hij/zij/het gaf af
- wij gaven af
- jullie gaven af
- zij gaven af
Pretérito perfecto compuesto
- yo he depositado
- tú has depositado
- él/ella ha depositado
- nosotros hemos depositado
- vosotros habéis depositado
- ellos/ellas han depositado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgegeven
- jij hebt afgegeven
- hij/zij/het heeft afgegeven
- wij hebben afgegeven
- jullie hebben afgegeven
- zij hebben afgegeven
Pluscuamperfecto
- yo había depositado
- tú habías depositado
- él/ella había depositado
- nosotros habíamos depositado
- vosotros habíais depositado
- ellos/ellas habían depositado
Voltooid verleden tijd
- ik had afgegeven
- jij had afgegeven
- hij/zij/het had afgegeven
- wij hadden afgegeven
- jullie hadden afgegeven
- zij hadden afgegeven
Futuro I
- yo depositaré
- tú depositarás
- él/ella depositará
- nosotros depositaremos
- vosotros depositaréis
- ellos/ellas depositarán
Toekomende tijd I
- ik zal afgeven
- jij zult afgeven
- hij/zij/het zal afgeven
- wij zullen afgeven
- jullie zullen afgeven
- zij zullen afgeven
Futuro perfecto
- yo habré depositado
- tú habrás depositado
- él/ella habrá depositado
- nosotros habremos depositado
- vosotros habréis depositado
- ellos/ellas habrán depositado
Toekomende tijd II
- ik zal afgegeven hebben
- jij zult afgegeven hebben
- hij/zij/het zal afgegeven hebben
- wij zullen afgegeven hebben
- jullie zullen afgegeven hebben
- zij zullen afgegeven hebben
Condicional
- yo depositaría
- tú depositarías
- él/ella depositaría
- nosotros depositaríamos
- vosotros depositaríais
- ellos/ellas depositarían
Conditionalis I
- ik zou afgeven
- jij zou afgeven
- hij/zij/het zou afgeven
- wij zouden afgeven
- jullie zouden afgeven
- zij zouden afgeven
Condicional perfecto
- yo habría depositado
- tú habrías depositado
- él/ella habría depositado
- nosotros habríamos depositado
- vosotros habríais depositado
- ellos/ellas habrían depositado
Conditionalis II
- ik zou hebben afgegeven
- jij zou hebben afgegeven
- hij/zij/het zou hebben afgegeven
- wij zouden hebben afgegeven
- jullie zouden hebben afgegeven
- zij zouden hebben afgegeven
Imperativo presente
- tú deposita
- vosotros depositad
Imperatief
- jij geef af
- jullie geeft af