Vervoeging van describir

Vertaling: beschrijven

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo describo
  • describes
  • él/ella describe
  • nosotros describimos
  • vosotros describís
  • ellos/ellas describen

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beschrijf
  • jij beschrijft
  • hij/zij/het beschrijft
  • wij beschrijven
  • jullie beschrijven
  • zij beschrijven

Indefinido

  • yo describí
  • describiste
  • él/ella describió
  • nosotros describimos
  • vosotros describisteis
  • ellos/ellas describieron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beschreef
  • jij beschreef
  • hij/zij/het beschreef
  • wij beschreven
  • jullie beschreven
  • zij beschreven

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he descrito
  • has descrito
  • él/ella ha descrito
  • nosotros hemos descrito
  • vosotros habéis descrito
  • ellos/ellas han descrito

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beschreven
  • jij hebt beschreven
  • hij/zij/het heeft beschreven
  • wij hebben beschreven
  • jullie hebben beschreven
  • zij hebben beschreven

Pluscuamperfecto

  • yo había descrito
  • habías descrito
  • él/ella había descrito
  • nosotros habíamos descrito
  • vosotros habíais descrito
  • ellos/ellas habían descrito

Voltooid verleden tijd

  • ik had beschreven
  • jij had beschreven
  • hij/zij/het had beschreven
  • wij hadden beschreven
  • jullie hadden beschreven
  • zij hadden beschreven

Futuro I

  • yo describiré
  • describirás
  • él/ella describirá
  • nosotros describiremos
  • vosotros describiréis
  • ellos/ellas describirán

Toekomende tijd I

  • ik zal beschrijven
  • jij zult beschrijven
  • hij/zij/het zal beschrijven
  • wij zullen beschrijven
  • jullie zullen beschrijven
  • zij zullen beschrijven

Futuro perfecto

  • yo habré descrito
  • habrás descrito
  • él/ella habrá descrito
  • nosotros habremos descrito
  • vosotros habréis descrito
  • ellos/ellas habrán descrito

Toekomende tijd II

  • ik zal beschreven hebben
  • jij zult beschreven hebben
  • hij/zij/het zal beschreven hebben
  • wij zullen beschreven hebben
  • jullie zullen beschreven hebben
  • zij zullen beschreven hebben

Condicional

  • yo describiría
  • describirías
  • él/ella describiría
  • nosotros describiríamos
  • vosotros describiríais
  • ellos/ellas describirían

Conditionalis I

  • ik zou beschrijven
  • jij zou beschrijven
  • hij/zij/het zou beschrijven
  • wij zouden beschrijven
  • jullie zouden beschrijven
  • zij zouden beschrijven

Condicional perfecto

  • yo habría descrito
  • habrías descrito
  • él/ella habría descrito
  • nosotros habríamos descrito
  • vosotros habríais descrito
  • ellos/ellas habrían descrito

Conditionalis II

  • ik zou hebben beschreven
  • jij zou hebben beschreven
  • hij/zij/het zou hebben beschreven
  • wij zouden hebben beschreven
  • jullie zouden hebben beschreven
  • zij zouden hebben beschreven

Imperativo presente

  • describe
  • vosotros describid

Imperatief

  • jij beschrijf
  • jullie beschrijft