Vervoeging van desenvainar

Vertaling: trekken

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo desenvaino
  • desenvainas
  • él/ella desenvaina
  • nosotros desenvainamos
  • vosotros desenvaináis
  • ellos/ellas desenvainan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik trek
  • jij trekt
  • hij/zij/het trekt
  • wij trekken
  • jullie trekken
  • zij trekken

Indefinido

  • yo desenvainé
  • desenvainaste
  • él/ella desenvainó
  • nosotros desenvainamos
  • vosotros desenvainasteis
  • ellos/ellas desenvainaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik trok
  • jij trok
  • hij/zij/het trok
  • wij trokken
  • jullie trokken
  • zij trokken

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he desenvainado
  • has desenvainado
  • él/ella ha desenvainado
  • nosotros hemos desenvainado
  • vosotros habéis desenvainado
  • ellos/ellas han desenvainado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getrokken
  • jij hebt getrokken
  • hij/zij/het heeft getrokken
  • wij hebben getrokken
  • jullie hebben getrokken
  • zij hebben getrokken

Pluscuamperfecto

  • yo había desenvainado
  • habías desenvainado
  • él/ella había desenvainado
  • nosotros habíamos desenvainado
  • vosotros habíais desenvainado
  • ellos/ellas habían desenvainado

Voltooid verleden tijd

  • ik had getrokken
  • jij had getrokken
  • hij/zij/het had getrokken
  • wij hadden getrokken
  • jullie hadden getrokken
  • zij hadden getrokken

Futuro I

  • yo desenvainaré
  • desenvainarás
  • él/ella desenvainará
  • nosotros desenvainaremos
  • vosotros desenvainaréis
  • ellos/ellas desenvainarán

Toekomende tijd I

  • ik zal trekken
  • jij zult trekken
  • hij/zij/het zal trekken
  • wij zullen trekken
  • jullie zullen trekken
  • zij zullen trekken

Futuro perfecto

  • yo habré desenvainado
  • habrás desenvainado
  • él/ella habrá desenvainado
  • nosotros habremos desenvainado
  • vosotros habréis desenvainado
  • ellos/ellas habrán desenvainado

Toekomende tijd II

  • ik zal getrokken hebben
  • jij zult getrokken hebben
  • hij/zij/het zal getrokken hebben
  • wij zullen getrokken hebben
  • jullie zullen getrokken hebben
  • zij zullen getrokken hebben

Condicional

  • yo desenvainaría
  • desenvainarías
  • él/ella desenvainaría
  • nosotros desenvainaríamos
  • vosotros desenvainaríais
  • ellos/ellas desenvainarían

Conditionalis I

  • ik zou trekken
  • jij zou trekken
  • hij/zij/het zou trekken
  • wij zouden trekken
  • jullie zouden trekken
  • zij zouden trekken

Condicional perfecto

  • yo habría desenvainado
  • habrías desenvainado
  • él/ella habría desenvainado
  • nosotros habríamos desenvainado
  • vosotros habríais desenvainado
  • ellos/ellas habrían desenvainado

Conditionalis II

  • ik zou hebben getrokken
  • jij zou hebben getrokken
  • hij/zij/het zou hebben getrokken
  • wij zouden hebben getrokken
  • jullie zouden hebben getrokken
  • zij zouden hebben getrokken

Imperativo presente

  • desenvaina
  • vosotros desenvainad

Imperatief

  • jij trek
  • jullie trekt