Vervoeging van discurrir
Onbepaalde wijs (infinitief): discurrir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo discurro
- tú discurres
- él/ella discurre
- nosotros discurrimos
- vosotros discurrís
- ellos/ellas discurren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bedenk
- jij bedenkt
- hij/zij/het bedenkt
- wij bedenken
- jullie bedenken
- zij bedenken
Indefinido
- yo discurrí
- tú discurriste
- él/ella discurrió
- nosotros discurrimos
- vosotros discurristeis
- ellos/ellas discurrieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik bedacht
- jij bedacht
- hij/zij/het bedacht
- wij bedachten
- jullie bedachten
- zij bedachten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he discurrido
- tú has discurrido
- él/ella ha discurrido
- nosotros hemos discurrido
- vosotros habéis discurrido
- ellos/ellas han discurrido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bedacht
- jij hebt bedacht
- hij/zij/het heeft bedacht
- wij hebben bedacht
- jullie hebben bedacht
- zij hebben bedacht
Pluscuamperfecto
- yo había discurrido
- tú habías discurrido
- él/ella había discurrido
- nosotros habíamos discurrido
- vosotros habíais discurrido
- ellos/ellas habían discurrido
Voltooid verleden tijd
- ik had bedacht
- jij had bedacht
- hij/zij/het had bedacht
- wij hadden bedacht
- jullie hadden bedacht
- zij hadden bedacht
Futuro I
- yo discurriré
- tú discurrirás
- él/ella discurrirá
- nosotros discurriremos
- vosotros discurriréis
- ellos/ellas discurrirán
Toekomende tijd I
- ik zal bedenken
- jij zult bedenken
- hij/zij/het zal bedenken
- wij zullen bedenken
- jullie zullen bedenken
- zij zullen bedenken
Futuro perfecto
- yo habré discurrido
- tú habrás discurrido
- él/ella habrá discurrido
- nosotros habremos discurrido
- vosotros habréis discurrido
- ellos/ellas habrán discurrido
Toekomende tijd II
- ik zal bedacht hebben
- jij zult bedacht hebben
- hij/zij/het zal bedacht hebben
- wij zullen bedacht hebben
- jullie zullen bedacht hebben
- zij zullen bedacht hebben
Condicional
- yo discurriría
- tú discurrirías
- él/ella discurriría
- nosotros discurriríamos
- vosotros discurriríais
- ellos/ellas discurrirían
Conditionalis I
- ik zou bedenken
- jij zou bedenken
- hij/zij/het zou bedenken
- wij zouden bedenken
- jullie zouden bedenken
- zij zouden bedenken
Condicional perfecto
- yo habría discurrido
- tú habrías discurrido
- él/ella habría discurrido
- nosotros habríamos discurrido
- vosotros habríais discurrido
- ellos/ellas habrían discurrido
Conditionalis II
- ik zou hebben bedacht
- jij zou hebben bedacht
- hij/zij/het zou hebben bedacht
- wij zouden hebben bedacht
- jullie zouden hebben bedacht
- zij zouden hebben bedacht
Imperativo presente
- tú discurre
- vosotros discurrid
Imperatief
- jij bedenk
- jullie bedenkt