Vervoeging van emprender

Vertaling: ondernemen

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo emprendo
  • emprendes
  • él/ella emprende
  • nosotros emprendemos
  • vosotros emprendéis
  • ellos/ellas emprenden

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderneem
  • jij onderneemt
  • hij/zij/het onderneemt
  • wij ondernemen
  • jullie ondernemen
  • zij ondernemen

Indefinido

  • yo emprendí
  • emprendiste
  • él/ella emprendió
  • nosotros emprendimos
  • vosotros emprendisteis
  • ellos/ellas emprendieron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ondernam
  • jij ondernam
  • hij/zij/het ondernam
  • wij ondernamen
  • jullie ondernamen
  • zij ondernamen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he emprendido
  • has emprendido
  • él/ella ha emprendido
  • nosotros hemos emprendido
  • vosotros habéis emprendido
  • ellos/ellas han emprendido

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ondernomen
  • jij hebt ondernomen
  • hij/zij/het heeft ondernomen
  • wij hebben ondernomen
  • jullie hebben ondernomen
  • zij hebben ondernomen

Pluscuamperfecto

  • yo había emprendido
  • habías emprendido
  • él/ella había emprendido
  • nosotros habíamos emprendido
  • vosotros habíais emprendido
  • ellos/ellas habían emprendido

Voltooid verleden tijd

  • ik had ondernomen
  • jij had ondernomen
  • hij/zij/het had ondernomen
  • wij hadden ondernomen
  • jullie hadden ondernomen
  • zij hadden ondernomen

Futuro I

  • yo emprenderé
  • emprenderás
  • él/ella emprenderá
  • nosotros emprenderemos
  • vosotros emprenderéis
  • ellos/ellas emprenderán

Toekomende tijd I

  • ik zal ondernemen
  • jij zult ondernemen
  • hij/zij/het zal ondernemen
  • wij zullen ondernemen
  • jullie zullen ondernemen
  • zij zullen ondernemen

Futuro perfecto

  • yo habré emprendido
  • habrás emprendido
  • él/ella habrá emprendido
  • nosotros habremos emprendido
  • vosotros habréis emprendido
  • ellos/ellas habrán emprendido

Toekomende tijd II

  • ik zal ondernomen hebben
  • jij zult ondernomen hebben
  • hij/zij/het zal ondernomen hebben
  • wij zullen ondernomen hebben
  • jullie zullen ondernomen hebben
  • zij zullen ondernomen hebben

Condicional

  • yo emprendería
  • emprenderías
  • él/ella emprendería
  • nosotros emprenderíamos
  • vosotros emprenderíais
  • ellos/ellas emprenderían

Conditionalis I

  • ik zou ondernemen
  • jij zou ondernemen
  • hij/zij/het zou ondernemen
  • wij zouden ondernemen
  • jullie zouden ondernemen
  • zij zouden ondernemen

Condicional perfecto

  • yo habría emprendido
  • habrías emprendido
  • él/ella habría emprendido
  • nosotros habríamos emprendido
  • vosotros habríais emprendido
  • ellos/ellas habrían emprendido

Conditionalis II

  • ik zou hebben ondernomen
  • jij zou hebben ondernomen
  • hij/zij/het zou hebben ondernomen
  • wij zouden hebben ondernomen
  • jullie zouden hebben ondernomen
  • zij zouden hebben ondernomen

Imperativo presente

  • emprende
  • vosotros emprended

Imperatief

  • jij onderneem
  • jullie onderneemt