Vervoeging van escoger
Onbepaalde wijs (infinitief): escoger
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo escojo
- tú escoges
- él/ella escoge
- nosotros escogemos
- vosotros escogéis
- ellos/ellas escogen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik selecteer
- jij selecteert
- hij/zij/het selecteert
- wij selecteren
- jullie selecteren
- zij selecteren
Indefinido
- yo escogí
- tú escogiste
- él/ella escogió
- nosotros escogimos
- vosotros escogisteis
- ellos/ellas escogieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik selecteerde
- jij selecteerde
- hij/zij/het selecteerde
- wij selecteerden
- jullie selecteerden
- zij selecteerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he escogido
- tú has escogido
- él/ella ha escogido
- nosotros hemos escogido
- vosotros habéis escogido
- ellos/ellas han escogido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geselecteerd
- jij hebt geselecteerd
- hij/zij/het heeft geselecteerd
- wij hebben geselecteerd
- jullie hebben geselecteerd
- zij hebben geselecteerd
Pluscuamperfecto
- yo había escogido
- tú habías escogido
- él/ella había escogido
- nosotros habíamos escogido
- vosotros habíais escogido
- ellos/ellas habían escogido
Voltooid verleden tijd
- ik had geselecteerd
- jij had geselecteerd
- hij/zij/het had geselecteerd
- wij hadden geselecteerd
- jullie hadden geselecteerd
- zij hadden geselecteerd
Futuro I
- yo escogeré
- tú escogerás
- él/ella escogerá
- nosotros escogeremos
- vosotros escogeréis
- ellos/ellas escogerán
Toekomende tijd I
- ik zal selecteren
- jij zult selecteren
- hij/zij/het zal selecteren
- wij zullen selecteren
- jullie zullen selecteren
- zij zullen selecteren
Futuro perfecto
- yo habré escogido
- tú habrás escogido
- él/ella habrá escogido
- nosotros habremos escogido
- vosotros habréis escogido
- ellos/ellas habrán escogido
Toekomende tijd II
- ik zal geselecteerd hebben
- jij zult geselecteerd hebben
- hij/zij/het zal geselecteerd hebben
- wij zullen geselecteerd hebben
- jullie zullen geselecteerd hebben
- zij zullen geselecteerd hebben
Condicional
- yo escogería
- tú escogerías
- él/ella escogería
- nosotros escogeríamos
- vosotros escogeríais
- ellos/ellas escogerían
Conditionalis I
- ik zou selecteren
- jij zou selecteren
- hij/zij/het zou selecteren
- wij zouden selecteren
- jullie zouden selecteren
- zij zouden selecteren
Condicional perfecto
- yo habría escogido
- tú habrías escogido
- él/ella habría escogido
- nosotros habríamos escogido
- vosotros habríais escogido
- ellos/ellas habrían escogido
Conditionalis II
- ik zou hebben geselecteerd
- jij zou hebben geselecteerd
- hij/zij/het zou hebben geselecteerd
- wij zouden hebben geselecteerd
- jullie zouden hebben geselecteerd
- zij zouden hebben geselecteerd
Imperativo presente
- tú escoge
- vosotros escoged
Imperatief
- jij selecteer
- jullie selecteert