Vervoeging van especificar
Onbepaalde wijs (infinitief): especificar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo especifico
- tú especificas
- él/ella especifica
- nosotros especificamos
- vosotros especificáis
- ellos/ellas especifican
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik specificeer
- jij specificeert
- hij/zij/het specificeert
- wij specificeren
- jullie specificeren
- zij specificeren
Indefinido
- yo especifiqué
- tú especificaste
- él/ella especificó
- nosotros especificamos
- vosotros especificasteis
- ellos/ellas especificaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik specificeerde
- jij specificeerde
- hij/zij/het specificeerde
- wij specificeerden
- jullie specificeerden
- zij specificeerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he especificado
- tú has especificado
- él/ella ha especificado
- nosotros hemos especificado
- vosotros habéis especificado
- ellos/ellas han especificado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gespecificeerd
- jij hebt gespecificeerd
- hij/zij/het heeft gespecificeerd
- wij hebben gespecificeerd
- jullie hebben gespecificeerd
- zij hebben gespecificeerd
Pluscuamperfecto
- yo había especificado
- tú habías especificado
- él/ella había especificado
- nosotros habíamos especificado
- vosotros habíais especificado
- ellos/ellas habían especificado
Voltooid verleden tijd
- ik had gespecificeerd
- jij had gespecificeerd
- hij/zij/het had gespecificeerd
- wij hadden gespecificeerd
- jullie hadden gespecificeerd
- zij hadden gespecificeerd
Futuro I
- yo especificaré
- tú especificarás
- él/ella especificará
- nosotros especificaremos
- vosotros especificaréis
- ellos/ellas especificarán
Toekomende tijd I
- ik zal specificeren
- jij zult specificeren
- hij/zij/het zal specificeren
- wij zullen specificeren
- jullie zullen specificeren
- zij zullen specificeren
Futuro perfecto
- yo habré especificado
- tú habrás especificado
- él/ella habrá especificado
- nosotros habremos especificado
- vosotros habréis especificado
- ellos/ellas habrán especificado
Toekomende tijd II
- ik zal gespecificeerd hebben
- jij zult gespecificeerd hebben
- hij/zij/het zal gespecificeerd hebben
- wij zullen gespecificeerd hebben
- jullie zullen gespecificeerd hebben
- zij zullen gespecificeerd hebben
Condicional
- yo especificaría
- tú especificarías
- él/ella especificaría
- nosotros especificaríamos
- vosotros especificaríais
- ellos/ellas especificarían
Conditionalis I
- ik zou specificeren
- jij zou specificeren
- hij/zij/het zou specificeren
- wij zouden specificeren
- jullie zouden specificeren
- zij zouden specificeren
Condicional perfecto
- yo habría especificado
- tú habrías especificado
- él/ella habría especificado
- nosotros habríamos especificado
- vosotros habríais especificado
- ellos/ellas habrían especificado
Conditionalis II
- ik zou hebben gespecificeerd
- jij zou hebben gespecificeerd
- hij/zij/het zou hebben gespecificeerd
- wij zouden hebben gespecificeerd
- jullie zouden hebben gespecificeerd
- zij zouden hebben gespecificeerd
Imperativo presente
- tú especifica
- vosotros especificad
Imperatief
- jij specificeer
- jullie specificeert