Vervoeging van excluir

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo excluyo
  • excluyes
  • él/ella excluye
  • nosotros excluimos
  • vosotros excluís
  • ellos/ellas excluyen

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sluit buiten
  • jij sluit buiten
  • hij/zij/het sluit buiten
  • wij sluiten buiten
  • jullie sluiten buiten
  • zij sluiten buiten

Indefinido

  • yo excluí
  • excluiste
  • él/ella excluyó
  • nosotros excluimos
  • vosotros excluisteis
  • ellos/ellas excluyeron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik sloot buiten
  • jij sloot buiten
  • hij/zij/het sloot buiten
  • wij sloten buiten
  • jullie sloten buiten
  • zij sloten buiten

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he excluido
  • has excluido
  • él/ella ha excluido
  • nosotros hemos excluido
  • vosotros habéis excluido
  • ellos/ellas han excluido

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb buitengesloten
  • jij hebt buitengesloten
  • hij/zij/het heeft buitengesloten
  • wij hebben buitengesloten
  • jullie hebben buitengesloten
  • zij hebben buitengesloten

Pluscuamperfecto

  • yo había excluido
  • habías excluido
  • él/ella había excluido
  • nosotros habíamos excluido
  • vosotros habíais excluido
  • ellos/ellas habían excluido

Voltooid verleden tijd

  • ik had buitengesloten
  • jij had buitengesloten
  • hij/zij/het had buitengesloten
  • wij hadden buitengesloten
  • jullie hadden buitengesloten
  • zij hadden buitengesloten

Futuro I

  • yo excluiré
  • excluirás
  • él/ella excluirá
  • nosotros excluiremos
  • vosotros excluiréis
  • ellos/ellas excluirán

Toekomende tijd I

  • ik zal buitensluiten
  • jij zult buitensluiten
  • hij/zij/het zal buitensluiten
  • wij zullen buitensluiten
  • jullie zullen buitensluiten
  • zij zullen buitensluiten

Futuro perfecto

  • yo habré excluido
  • habrás excluido
  • él/ella habrá excluido
  • nosotros habremos excluido
  • vosotros habréis excluido
  • ellos/ellas habrán excluido

Toekomende tijd II

  • ik zal buitengesloten hebben
  • jij zult buitengesloten hebben
  • hij/zij/het zal buitengesloten hebben
  • wij zullen buitengesloten hebben
  • jullie zullen buitengesloten hebben
  • zij zullen buitengesloten hebben

Condicional

  • yo excluiría
  • excluirías
  • él/ella excluiría
  • nosotros excluiríamos
  • vosotros excluiríais
  • ellos/ellas excluirían

Conditionalis I

  • ik zou buitensluiten
  • jij zou buitensluiten
  • hij/zij/het zou buitensluiten
  • wij zouden buitensluiten
  • jullie zouden buitensluiten
  • zij zouden buitensluiten

Condicional perfecto

  • yo habría excluido
  • habrías excluido
  • él/ella habría excluido
  • nosotros habríamos excluido
  • vosotros habríais excluido
  • ellos/ellas habrían excluido

Conditionalis II

  • ik zou hebben buitengesloten
  • jij zou hebben buitengesloten
  • hij/zij/het zou hebben buitengesloten
  • wij zouden hebben buitengesloten
  • jullie zouden hebben buitengesloten
  • zij zouden hebben buitengesloten

Imperativo presente

  • excluye
  • vosotros excluid

Imperatief

  • jij sluit buiten
  • jullie sluit buiten