Vervoeging van fortificar
Onbepaalde wijs (infinitief): fortificar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo fortifico
- tú fortificas
- él/ella fortifica
- nosotros fortificamos
- vosotros fortificáis
- ellos/ellas fortifican
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verschans
- jij verschanst
- hij/zij/het verschanst
- wij verschansen
- jullie verschansen
- zij verschansen
Indefinido
- yo fortifiqué
- tú fortificaste
- él/ella fortificó
- nosotros fortificamos
- vosotros fortificasteis
- ellos/ellas fortificaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik verschanste
- jij verschanste
- hij/zij/het verschanste
- wij verschansten
- jullie verschansten
- zij verschansten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he fortificado
- tú has fortificado
- él/ella ha fortificado
- nosotros hemos fortificado
- vosotros habéis fortificado
- ellos/ellas han fortificado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verschanst
- jij hebt verschanst
- hij/zij/het heeft verschanst
- wij hebben verschanst
- jullie hebben verschanst
- zij hebben verschanst
Pluscuamperfecto
- yo había fortificado
- tú habías fortificado
- él/ella había fortificado
- nosotros habíamos fortificado
- vosotros habíais fortificado
- ellos/ellas habían fortificado
Voltooid verleden tijd
- ik had verschanst
- jij had verschanst
- hij/zij/het had verschanst
- wij hadden verschanst
- jullie hadden verschanst
- zij hadden verschanst
Futuro I
- yo fortificaré
- tú fortificarás
- él/ella fortificará
- nosotros fortificaremos
- vosotros fortificaréis
- ellos/ellas fortificarán
Toekomende tijd I
- ik zal verschansen
- jij zult verschansen
- hij/zij/het zal verschansen
- wij zullen verschansen
- jullie zullen verschansen
- zij zullen verschansen
Futuro perfecto
- yo habré fortificado
- tú habrás fortificado
- él/ella habrá fortificado
- nosotros habremos fortificado
- vosotros habréis fortificado
- ellos/ellas habrán fortificado
Toekomende tijd II
- ik zal verschanst hebben
- jij zult verschanst hebben
- hij/zij/het zal verschanst hebben
- wij zullen verschanst hebben
- jullie zullen verschanst hebben
- zij zullen verschanst hebben
Condicional
- yo fortificaría
- tú fortificarías
- él/ella fortificaría
- nosotros fortificaríamos
- vosotros fortificaríais
- ellos/ellas fortificarían
Conditionalis I
- ik zou verschansen
- jij zou verschansen
- hij/zij/het zou verschansen
- wij zouden verschansen
- jullie zouden verschansen
- zij zouden verschansen
Condicional perfecto
- yo habría fortificado
- tú habrías fortificado
- él/ella habría fortificado
- nosotros habríamos fortificado
- vosotros habríais fortificado
- ellos/ellas habrían fortificado
Conditionalis II
- ik zou hebben verschanst
- jij zou hebben verschanst
- hij/zij/het zou hebben verschanst
- wij zouden hebben verschanst
- jullie zouden hebben verschanst
- zij zouden hebben verschanst
Imperativo presente
- tú fortifica
- vosotros fortificad
Imperatief
- jij verschans
- jullie verschanst