Vervoeging van graznar
Onbepaalde wijs (infinitief): graznar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- él/ella grazna
- ellos/ellas graznan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het snatert
- zij snateren
Indefinido
- él/ella graznó
- ellos/ellas graznaron
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het snaterde
- zij snaterden
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha graznado
- ellos/ellas han graznado
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gesnaterd
- zij hebben gesnaterd
Pluscuamperfecto
- él/ella había graznado
- ellos/ellas habían graznado
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gesnaterd
- zij hadden gesnaterd
Futuro I
- él/ella graznará
- ellos/ellas graznarán
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal snateren
- zij zullen snateren
Futuro perfecto
- él/ella habrá graznado
- ellos/ellas habrán graznado
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gesnaterd hebben
- zij zullen gesnaterd hebben
Condicional
- él/ella graznaría
- ellos/ellas graznarían
Conditionalis I
- hij/zij/het zou snateren
- zij zouden snateren
Condicional perfecto
- él/ella habría graznado
- ellos/ellas habrían graznado
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben gesnaterd
- zij zouden hebben gesnaterd