Vervoeging van hallar
Onbepaalde wijs (infinitief): hallar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo hallo
- tú hallas
- él/ella halla
- nosotros hallamos
- vosotros halláis
- ellos/ellas hallan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vind
- jij vindt
- hij/zij/het vindt
- wij vinden
- jullie vinden
- zij vinden
Indefinido
- yo hallé
- tú hallaste
- él/ella halló
- nosotros hallamos
- vosotros hallasteis
- ellos/ellas hallaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik vond
- jij vond
- hij/zij/het vond
- wij vonden
- jullie vonden
- zij vonden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he hallado
- tú has hallado
- él/ella ha hallado
- nosotros hemos hallado
- vosotros habéis hallado
- ellos/ellas han hallado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevonden
- jij hebt gevonden
- hij/zij/het heeft gevonden
- wij hebben gevonden
- jullie hebben gevonden
- zij hebben gevonden
Pluscuamperfecto
- yo había hallado
- tú habías hallado
- él/ella había hallado
- nosotros habíamos hallado
- vosotros habíais hallado
- ellos/ellas habían hallado
Voltooid verleden tijd
- ik had gevonden
- jij had gevonden
- hij/zij/het had gevonden
- wij hadden gevonden
- jullie hadden gevonden
- zij hadden gevonden
Futuro I
- yo hallaré
- tú hallarás
- él/ella hallará
- nosotros hallaremos
- vosotros hallaréis
- ellos/ellas hallarán
Toekomende tijd I
- ik zal vinden
- jij zult vinden
- hij/zij/het zal vinden
- wij zullen vinden
- jullie zullen vinden
- zij zullen vinden
Futuro perfecto
- yo habré hallado
- tú habrás hallado
- él/ella habrá hallado
- nosotros habremos hallado
- vosotros habréis hallado
- ellos/ellas habrán hallado
Toekomende tijd II
- ik zal gevonden hebben
- jij zult gevonden hebben
- hij/zij/het zal gevonden hebben
- wij zullen gevonden hebben
- jullie zullen gevonden hebben
- zij zullen gevonden hebben
Condicional
- yo hallaría
- tú hallarías
- él/ella hallaría
- nosotros hallaríamos
- vosotros hallaríais
- ellos/ellas hallarían
Conditionalis I
- ik zou vinden
- jij zou vinden
- hij/zij/het zou vinden
- wij zouden vinden
- jullie zouden vinden
- zij zouden vinden
Condicional perfecto
- yo habría hallado
- tú habrías hallado
- él/ella habría hallado
- nosotros habríamos hallado
- vosotros habríais hallado
- ellos/ellas habrían hallado
Conditionalis II
- ik zou hebben gevonden
- jij zou hebben gevonden
- hij/zij/het zou hebben gevonden
- wij zouden hebben gevonden
- jullie zouden hebben gevonden
- zij zouden hebben gevonden
Imperativo presente
- tú halla
- vosotros hallad
Imperatief
- jij vind
- jullie vindt