Vervoeging van incrustar
Onbepaalde wijs (infinitief): incrustar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo incrusto
- tú incrustas
- él/ella incrusta
- nosotros incrustamos
- vosotros incrustáis
- ellos/ellas incrustan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg in
- jij legt in
- hij/zij/het legt in
- wij leggen in
- jullie leggen in
- zij leggen in
Indefinido
- yo incrusté
- tú incrustaste
- él/ella incrustó
- nosotros incrustamos
- vosotros incrustasteis
- ellos/ellas incrustaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde in
- jij legde in
- hij/zij/het legde in
- wij legden in
- jullie legden in
- zij legden in
Pretérito perfecto compuesto
- yo he incrustado
- tú has incrustado
- él/ella ha incrustado
- nosotros hemos incrustado
- vosotros habéis incrustado
- ellos/ellas han incrustado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingelegd
- jij hebt ingelegd
- hij/zij/het heeft ingelegd
- wij hebben ingelegd
- jullie hebben ingelegd
- zij hebben ingelegd
Pluscuamperfecto
- yo había incrustado
- tú habías incrustado
- él/ella había incrustado
- nosotros habíamos incrustado
- vosotros habíais incrustado
- ellos/ellas habían incrustado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingelegd
- jij had ingelegd
- hij/zij/het had ingelegd
- wij hadden ingelegd
- jullie hadden ingelegd
- zij hadden ingelegd
Futuro I
- yo incrustaré
- tú incrustarás
- él/ella incrustará
- nosotros incrustaremos
- vosotros incrustaréis
- ellos/ellas incrustarán
Toekomende tijd I
- ik zal inleggen
- jij zult inleggen
- hij/zij/het zal inleggen
- wij zullen inleggen
- jullie zullen inleggen
- zij zullen inleggen
Futuro perfecto
- yo habré incrustado
- tú habrás incrustado
- él/ella habrá incrustado
- nosotros habremos incrustado
- vosotros habréis incrustado
- ellos/ellas habrán incrustado
Toekomende tijd II
- ik zal ingelegd hebben
- jij zult ingelegd hebben
- hij/zij/het zal ingelegd hebben
- wij zullen ingelegd hebben
- jullie zullen ingelegd hebben
- zij zullen ingelegd hebben
Condicional
- yo incrustaría
- tú incrustarías
- él/ella incrustaría
- nosotros incrustaríamos
- vosotros incrustaríais
- ellos/ellas incrustarían
Conditionalis I
- ik zou inleggen
- jij zou inleggen
- hij/zij/het zou inleggen
- wij zouden inleggen
- jullie zouden inleggen
- zij zouden inleggen
Condicional perfecto
- yo habría incrustado
- tú habrías incrustado
- él/ella habría incrustado
- nosotros habríamos incrustado
- vosotros habríais incrustado
- ellos/ellas habrían incrustado
Conditionalis II
- ik zou hebben ingelegd
- jij zou hebben ingelegd
- hij/zij/het zou hebben ingelegd
- wij zouden hebben ingelegd
- jullie zouden hebben ingelegd
- zij zouden hebben ingelegd
Imperativo presente
- tú incrusta
- vosotros incrustad
Imperatief
- jij leg in
- jullie legt in