Vervoeging van inmolar
Onbepaalde wijs (infinitief): inmolar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo inmolo
- tú inmolas
- él/ella inmola
- nosotros inmolamos
- vosotros inmoláis
- ellos/ellas inmolan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik offer
- jij offert
- hij/zij/het offert
- wij offeren
- jullie offeren
- zij offeren
Indefinido
- yo inmolé
- tú inmolaste
- él/ella inmoló
- nosotros inmolamos
- vosotros inmolasteis
- ellos/ellas inmolaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik offerde
- jij offerde
- hij/zij/het offerde
- wij offerden
- jullie offerden
- zij offerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he inmolado
- tú has inmolado
- él/ella ha inmolado
- nosotros hemos inmolado
- vosotros habéis inmolado
- ellos/ellas han inmolado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geöfferd
- jij hebt geöfferd
- hij/zij/het heeft geöfferd
- wij hebben geöfferd
- jullie hebben geöfferd
- zij hebben geöfferd
Pluscuamperfecto
- yo había inmolado
- tú habías inmolado
- él/ella había inmolado
- nosotros habíamos inmolado
- vosotros habíais inmolado
- ellos/ellas habían inmolado
Voltooid verleden tijd
- ik had geöfferd
- jij had geöfferd
- hij/zij/het had geöfferd
- wij hadden geöfferd
- jullie hadden geöfferd
- zij hadden geöfferd
Futuro I
- yo inmolaré
- tú inmolarás
- él/ella inmolará
- nosotros inmolaremos
- vosotros inmolaréis
- ellos/ellas inmolarán
Toekomende tijd I
- ik zal offeren
- jij zult offeren
- hij/zij/het zal offeren
- wij zullen offeren
- jullie zullen offeren
- zij zullen offeren
Futuro perfecto
- yo habré inmolado
- tú habrás inmolado
- él/ella habrá inmolado
- nosotros habremos inmolado
- vosotros habréis inmolado
- ellos/ellas habrán inmolado
Toekomende tijd II
- ik zal geöfferd hebben
- jij zult geöfferd hebben
- hij/zij/het zal geöfferd hebben
- wij zullen geöfferd hebben
- jullie zullen geöfferd hebben
- zij zullen geöfferd hebben
Condicional
- yo inmolaría
- tú inmolarías
- él/ella inmolaría
- nosotros inmolaríamos
- vosotros inmolaríais
- ellos/ellas inmolarían
Conditionalis I
- ik zou offeren
- jij zou offeren
- hij/zij/het zou offeren
- wij zouden offeren
- jullie zouden offeren
- zij zouden offeren
Condicional perfecto
- yo habría inmolado
- tú habrías inmolado
- él/ella habría inmolado
- nosotros habríamos inmolado
- vosotros habríais inmolado
- ellos/ellas habrían inmolado
Conditionalis II
- ik zou hebben geöfferd
- jij zou hebben geöfferd
- hij/zij/het zou hebben geöfferd
- wij zouden hebben geöfferd
- jullie zouden hebben geöfferd
- zij zouden hebben geöfferd
Imperativo presente
- tú inmola
- vosotros inmolad
Imperatief
- jij offer
- jullie offert