Vervoeging van insistir
Onbepaalde wijs (infinitief): insistir
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo insisto
- tú insistes
- él/ella insiste
- nosotros insistimos
- vosotros insistís
- ellos/ellas insisten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dring aan
- jij dringt aan
- hij/zij/het dringt aan
- wij dringen aan
- jullie dringen aan
- zij dringen aan
Indefinido
- yo insistí
- tú insististe
- él/ella insistió
- nosotros insistimos
- vosotros insististeis
- ellos/ellas insistieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik drong aan
- jij drong aan
- hij/zij/het drong aan
- wij drongen aan
- jullie drongen aan
- zij drongen aan
Pretérito perfecto compuesto
- yo he insistido
- tú has insistido
- él/ella ha insistido
- nosotros hemos insistido
- vosotros habéis insistido
- ellos/ellas han insistido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangedrongen
- jij hebt aangedrongen
- hij/zij/het heeft aangedrongen
- wij hebben aangedrongen
- jullie hebben aangedrongen
- zij hebben aangedrongen
Pluscuamperfecto
- yo había insistido
- tú habías insistido
- él/ella había insistido
- nosotros habíamos insistido
- vosotros habíais insistido
- ellos/ellas habían insistido
Voltooid verleden tijd
- ik had aangedrongen
- jij had aangedrongen
- hij/zij/het had aangedrongen
- wij hadden aangedrongen
- jullie hadden aangedrongen
- zij hadden aangedrongen
Futuro I
- yo insistiré
- tú insistirás
- él/ella insistirá
- nosotros insistiremos
- vosotros insistiréis
- ellos/ellas insistirán
Toekomende tijd I
- ik zal aandringen
- jij zult aandringen
- hij/zij/het zal aandringen
- wij zullen aandringen
- jullie zullen aandringen
- zij zullen aandringen
Futuro perfecto
- yo habré insistido
- tú habrás insistido
- él/ella habrá insistido
- nosotros habremos insistido
- vosotros habréis insistido
- ellos/ellas habrán insistido
Toekomende tijd II
- ik zal aangedrongen hebben
- jij zult aangedrongen hebben
- hij/zij/het zal aangedrongen hebben
- wij zullen aangedrongen hebben
- jullie zullen aangedrongen hebben
- zij zullen aangedrongen hebben
Condicional
- yo insistiría
- tú insistirías
- él/ella insistiría
- nosotros insistiríamos
- vosotros insistiríais
- ellos/ellas insistirían
Conditionalis I
- ik zou aandringen
- jij zou aandringen
- hij/zij/het zou aandringen
- wij zouden aandringen
- jullie zouden aandringen
- zij zouden aandringen
Condicional perfecto
- yo habría insistido
- tú habrías insistido
- él/ella habría insistido
- nosotros habríamos insistido
- vosotros habríais insistido
- ellos/ellas habrían insistido
Conditionalis II
- ik zou hebben aangedrongen
- jij zou hebben aangedrongen
- hij/zij/het zou hebben aangedrongen
- wij zouden hebben aangedrongen
- jullie zouden hebben aangedrongen
- zij zouden hebben aangedrongen
Imperativo presente
- tú insiste
- vosotros insistid
Imperatief
- jij dring aan
- jullie dringt aan