Vervoeging van masturbar

Vertaling: masturberen

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo masturbo
  • masturbas
  • él/ella masturba
  • nosotros masturbamos
  • vosotros masturbáis
  • ellos/ellas masturban

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik masturbeer
  • jij masturbeert
  • hij/zij/het masturbeert
  • wij masturberen
  • jullie masturberen
  • zij masturberen

Indefinido

  • yo masturbé
  • masturbaste
  • él/ella masturbó
  • nosotros masturbamos
  • vosotros masturbasteis
  • ellos/ellas masturbaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik masturbeerde
  • jij masturbeerde
  • hij/zij/het masturbeerde
  • wij masturbeerden
  • jullie masturbeerden
  • zij masturbeerden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he masturbado
  • has masturbado
  • él/ella ha masturbado
  • nosotros hemos masturbado
  • vosotros habéis masturbado
  • ellos/ellas han masturbado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemasturbeerd
  • jij hebt gemasturbeerd
  • hij/zij/het heeft gemasturbeerd
  • wij hebben gemasturbeerd
  • jullie hebben gemasturbeerd
  • zij hebben gemasturbeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había masturbado
  • habías masturbado
  • él/ella había masturbado
  • nosotros habíamos masturbado
  • vosotros habíais masturbado
  • ellos/ellas habían masturbado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemasturbeerd
  • jij had gemasturbeerd
  • hij/zij/het had gemasturbeerd
  • wij hadden gemasturbeerd
  • jullie hadden gemasturbeerd
  • zij hadden gemasturbeerd

Futuro I

  • yo masturbaré
  • masturbarás
  • él/ella masturbará
  • nosotros masturbaremos
  • vosotros masturbaréis
  • ellos/ellas masturbarán

Toekomende tijd I

  • ik zal masturberen
  • jij zult masturberen
  • hij/zij/het zal masturberen
  • wij zullen masturberen
  • jullie zullen masturberen
  • zij zullen masturberen

Futuro perfecto

  • yo habré masturbado
  • habrás masturbado
  • él/ella habrá masturbado
  • nosotros habremos masturbado
  • vosotros habréis masturbado
  • ellos/ellas habrán masturbado

Toekomende tijd II

  • ik zal gemasturbeerd hebben
  • jij zult gemasturbeerd hebben
  • hij/zij/het zal gemasturbeerd hebben
  • wij zullen gemasturbeerd hebben
  • jullie zullen gemasturbeerd hebben
  • zij zullen gemasturbeerd hebben

Condicional

  • yo masturbaría
  • masturbarías
  • él/ella masturbaría
  • nosotros masturbaríamos
  • vosotros masturbaríais
  • ellos/ellas masturbarían

Conditionalis I

  • ik zou masturberen
  • jij zou masturberen
  • hij/zij/het zou masturberen
  • wij zouden masturberen
  • jullie zouden masturberen
  • zij zouden masturberen

Condicional perfecto

  • yo habría masturbado
  • habrías masturbado
  • él/ella habría masturbado
  • nosotros habríamos masturbado
  • vosotros habríais masturbado
  • ellos/ellas habrían masturbado

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemasturbeerd
  • jij zou hebben gemasturbeerd
  • hij/zij/het zou hebben gemasturbeerd
  • wij zouden hebben gemasturbeerd
  • jullie zouden hebben gemasturbeerd
  • zij zouden hebben gemasturbeerd

Imperativo presente

  • masturba
  • vosotros masturbad

Imperatief

  • jij masturbeer
  • jullie masturbeert