Vervoeging van ofrecer
Onbepaalde wijs (infinitief): ofrecer
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo ofrezco
- tú ofreces
- él/ella ofrece
- nosotros ofrecemos
- vosotros ofrecéis
- ellos/ellas ofrecen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bied aan
- jij biedt aan
- hij/zij/het biedt aan
- wij bieden aan
- jullie bieden aan
- zij bieden aan
Indefinido
- yo ofrecí
- tú ofreciste
- él/ella ofreció
- nosotros ofrecimos
- vosotros ofrecisteis
- ellos/ellas ofrecieron
Onvoltooid verleden tijd
- ik bood aan
- jij bood aan
- hij/zij/het bood aan
- wij boden aan
- jullie boden aan
- zij boden aan
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ofrecido
- tú has ofrecido
- él/ella ha ofrecido
- nosotros hemos ofrecido
- vosotros habéis ofrecido
- ellos/ellas han ofrecido
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeboden
- jij hebt aangeboden
- hij/zij/het heeft aangeboden
- wij hebben aangeboden
- jullie hebben aangeboden
- zij hebben aangeboden
Pluscuamperfecto
- yo había ofrecido
- tú habías ofrecido
- él/ella había ofrecido
- nosotros habíamos ofrecido
- vosotros habíais ofrecido
- ellos/ellas habían ofrecido
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeboden
- jij had aangeboden
- hij/zij/het had aangeboden
- wij hadden aangeboden
- jullie hadden aangeboden
- zij hadden aangeboden
Futuro I
- yo ofreceré
- tú ofrecerás
- él/ella ofrecerá
- nosotros ofreceremos
- vosotros ofreceréis
- ellos/ellas ofrecerán
Toekomende tijd I
- ik zal aanbieden
- jij zult aanbieden
- hij/zij/het zal aanbieden
- wij zullen aanbieden
- jullie zullen aanbieden
- zij zullen aanbieden
Futuro perfecto
- yo habré ofrecido
- tú habrás ofrecido
- él/ella habrá ofrecido
- nosotros habremos ofrecido
- vosotros habréis ofrecido
- ellos/ellas habrán ofrecido
Toekomende tijd II
- ik zal aangeboden hebben
- jij zult aangeboden hebben
- hij/zij/het zal aangeboden hebben
- wij zullen aangeboden hebben
- jullie zullen aangeboden hebben
- zij zullen aangeboden hebben
Condicional
- yo ofrecería
- tú ofrecerías
- él/ella ofrecería
- nosotros ofreceríamos
- vosotros ofreceríais
- ellos/ellas ofrecerían
Conditionalis I
- ik zou aanbieden
- jij zou aanbieden
- hij/zij/het zou aanbieden
- wij zouden aanbieden
- jullie zouden aanbieden
- zij zouden aanbieden
Condicional perfecto
- yo habría ofrecido
- tú habrías ofrecido
- él/ella habría ofrecido
- nosotros habríamos ofrecido
- vosotros habríais ofrecido
- ellos/ellas habrían ofrecido
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeboden
- jij zou hebben aangeboden
- hij/zij/het zou hebben aangeboden
- wij zouden hebben aangeboden
- jullie zouden hebben aangeboden
- zij zouden hebben aangeboden
Imperativo presente
- tú ofrece
- vosotros ofreced
Imperatief
- jij bied aan
- jullie biedt aan