Vervoeging van planear
Onbepaalde wijs (infinitief): planear
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo planeo
- tú planeas
- él/ella planea
- nosotros planeamos
- vosotros planeáis
- ellos/ellas planean
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zweef
- jij zweeft
- hij/zij/het zweeft
- wij zweven
- jullie zweven
- zij zweven
Indefinido
- yo planeé
- tú planeaste
- él/ella planeó
- nosotros planeamos
- vosotros planeasteis
- ellos/ellas planearon
Onvoltooid verleden tijd
- ik zweefde
- jij zweefde
- hij/zij/het zweefde
- wij zweefden
- jullie zweefden
- zij zweefden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he planeado
- tú has planeado
- él/ella ha planeado
- nosotros hemos planeado
- vosotros habéis planeado
- ellos/ellas han planeado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezweefd
- jij hebt gezweefd
- hij/zij/het heeft gezweefd
- wij hebben gezweefd
- jullie hebben gezweefd
- zij hebben gezweefd
Pluscuamperfecto
- yo había planeado
- tú habías planeado
- él/ella había planeado
- nosotros habíamos planeado
- vosotros habíais planeado
- ellos/ellas habían planeado
Voltooid verleden tijd
- ik had gezweefd
- jij had gezweefd
- hij/zij/het had gezweefd
- wij hadden gezweefd
- jullie hadden gezweefd
- zij hadden gezweefd
Futuro I
- yo planearé
- tú planearás
- él/ella planeará
- nosotros planearemos
- vosotros planearéis
- ellos/ellas planearán
Toekomende tijd I
- ik zal zweven
- jij zult zweven
- hij/zij/het zal zweven
- wij zullen zweven
- jullie zullen zweven
- zij zullen zweven
Futuro perfecto
- yo habré planeado
- tú habrás planeado
- él/ella habrá planeado
- nosotros habremos planeado
- vosotros habréis planeado
- ellos/ellas habrán planeado
Toekomende tijd II
- ik zal gezweefd hebben
- jij zult gezweefd hebben
- hij/zij/het zal gezweefd hebben
- wij zullen gezweefd hebben
- jullie zullen gezweefd hebben
- zij zullen gezweefd hebben
Condicional
- yo planearía
- tú planearías
- él/ella planearía
- nosotros planearíamos
- vosotros planearíais
- ellos/ellas planearían
Conditionalis I
- ik zou zweven
- jij zou zweven
- hij/zij/het zou zweven
- wij zouden zweven
- jullie zouden zweven
- zij zouden zweven
Condicional perfecto
- yo habría planeado
- tú habrías planeado
- él/ella habría planeado
- nosotros habríamos planeado
- vosotros habríais planeado
- ellos/ellas habrían planeado
Conditionalis II
- ik zou hebben gezweefd
- jij zou hebben gezweefd
- hij/zij/het zou hebben gezweefd
- wij zouden hebben gezweefd
- jullie zouden hebben gezweefd
- zij zouden hebben gezweefd
Imperativo presente
- tú planea
- vosotros planead
Imperatief
- jij zweef
- jullie zweeft