Vervoeging van protestar

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo protesto
  • protestas
  • él/ella protesta
  • nosotros protestamos
  • vosotros protestáis
  • ellos/ellas protestan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bestrijd
  • jij bestrijdt
  • hij/zij/het bestrijdt
  • wij bestrijden
  • jullie bestrijden
  • zij bestrijden

Indefinido

  • yo protesté
  • protestaste
  • él/ella protestó
  • nosotros protestamos
  • vosotros protestasteis
  • ellos/ellas protestaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bestreed
  • jij bestreed
  • hij/zij/het bestreed
  • wij bestreden
  • jullie bestreden
  • zij bestreden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he protestado
  • has protestado
  • él/ella ha protestado
  • nosotros hemos protestado
  • vosotros habéis protestado
  • ellos/ellas han protestado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bestreden
  • jij hebt bestreden
  • hij/zij/het heeft bestreden
  • wij hebben bestreden
  • jullie hebben bestreden
  • zij hebben bestreden

Pluscuamperfecto

  • yo había protestado
  • habías protestado
  • él/ella había protestado
  • nosotros habíamos protestado
  • vosotros habíais protestado
  • ellos/ellas habían protestado

Voltooid verleden tijd

  • ik had bestreden
  • jij had bestreden
  • hij/zij/het had bestreden
  • wij hadden bestreden
  • jullie hadden bestreden
  • zij hadden bestreden

Futuro I

  • yo protestaré
  • protestarás
  • él/ella protestará
  • nosotros protestaremos
  • vosotros protestaréis
  • ellos/ellas protestarán

Toekomende tijd I

  • ik zal bestrijden
  • jij zult bestrijden
  • hij/zij/het zal bestrijden
  • wij zullen bestrijden
  • jullie zullen bestrijden
  • zij zullen bestrijden

Futuro perfecto

  • yo habré protestado
  • habrás protestado
  • él/ella habrá protestado
  • nosotros habremos protestado
  • vosotros habréis protestado
  • ellos/ellas habrán protestado

Toekomende tijd II

  • ik zal bestreden hebben
  • jij zult bestreden hebben
  • hij/zij/het zal bestreden hebben
  • wij zullen bestreden hebben
  • jullie zullen bestreden hebben
  • zij zullen bestreden hebben

Condicional

  • yo protestaría
  • protestarías
  • él/ella protestaría
  • nosotros protestaríamos
  • vosotros protestaríais
  • ellos/ellas protestarían

Conditionalis I

  • ik zou bestrijden
  • jij zou bestrijden
  • hij/zij/het zou bestrijden
  • wij zouden bestrijden
  • jullie zouden bestrijden
  • zij zouden bestrijden

Condicional perfecto

  • yo habría protestado
  • habrías protestado
  • él/ella habría protestado
  • nosotros habríamos protestado
  • vosotros habríais protestado
  • ellos/ellas habrían protestado

Conditionalis II

  • ik zou hebben bestreden
  • jij zou hebben bestreden
  • hij/zij/het zou hebben bestreden
  • wij zouden hebben bestreden
  • jullie zouden hebben bestreden
  • zij zouden hebben bestreden

Imperativo presente

  • protesta
  • vosotros protestad

Imperatief

  • jij bestrijd
  • jullie bestrijdt