Vervoeging van reclamar

Vertaling: reclameren

Spaans

Nederlands

Indicativo presente

  • yo reclamo
  • reclamas
  • él/ella reclama
  • nosotros reclamamos
  • vosotros reclamáis
  • ellos/ellas reclaman

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik reclameer
  • jij reclameert
  • hij/zij/het reclameert
  • wij reclameren
  • jullie reclameren
  • zij reclameren

Indefinido

  • yo reclamé
  • reclamaste
  • él/ella reclamó
  • nosotros reclamamos
  • vosotros reclamasteis
  • ellos/ellas reclamaron

Onvoltooid verleden tijd

  • ik reclameerde
  • jij reclameerde
  • hij/zij/het reclameerde
  • wij reclameerden
  • jullie reclameerden
  • zij reclameerden

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he reclamado
  • has reclamado
  • él/ella ha reclamado
  • nosotros hemos reclamado
  • vosotros habéis reclamado
  • ellos/ellas han reclamado

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gereclameerd
  • jij hebt gereclameerd
  • hij/zij/het heeft gereclameerd
  • wij hebben gereclameerd
  • jullie hebben gereclameerd
  • zij hebben gereclameerd

Pluscuamperfecto

  • yo había reclamado
  • habías reclamado
  • él/ella había reclamado
  • nosotros habíamos reclamado
  • vosotros habíais reclamado
  • ellos/ellas habían reclamado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gereclameerd
  • jij had gereclameerd
  • hij/zij/het had gereclameerd
  • wij hadden gereclameerd
  • jullie hadden gereclameerd
  • zij hadden gereclameerd

Futuro I

  • yo reclamaré
  • reclamarás
  • él/ella reclamará
  • nosotros reclamaremos
  • vosotros reclamaréis
  • ellos/ellas reclamarán

Toekomende tijd I

  • ik zal reclameren
  • jij zult reclameren
  • hij/zij/het zal reclameren
  • wij zullen reclameren
  • jullie zullen reclameren
  • zij zullen reclameren

Futuro perfecto

  • yo habré reclamado
  • habrás reclamado
  • él/ella habrá reclamado
  • nosotros habremos reclamado
  • vosotros habréis reclamado
  • ellos/ellas habrán reclamado

Toekomende tijd II

  • ik zal gereclameerd hebben
  • jij zult gereclameerd hebben
  • hij/zij/het zal gereclameerd hebben
  • wij zullen gereclameerd hebben
  • jullie zullen gereclameerd hebben
  • zij zullen gereclameerd hebben

Condicional

  • yo reclamaría
  • reclamarías
  • él/ella reclamaría
  • nosotros reclamaríamos
  • vosotros reclamaríais
  • ellos/ellas reclamarían

Conditionalis I

  • ik zou reclameren
  • jij zou reclameren
  • hij/zij/het zou reclameren
  • wij zouden reclameren
  • jullie zouden reclameren
  • zij zouden reclameren

Condicional perfecto

  • yo habría reclamado
  • habrías reclamado
  • él/ella habría reclamado
  • nosotros habríamos reclamado
  • vosotros habríais reclamado
  • ellos/ellas habrían reclamado

Conditionalis II

  • ik zou hebben gereclameerd
  • jij zou hebben gereclameerd
  • hij/zij/het zou hebben gereclameerd
  • wij zouden hebben gereclameerd
  • jullie zouden hebben gereclameerd
  • zij zouden hebben gereclameerd

Imperativo presente

  • reclama
  • vosotros reclamad

Imperatief

  • jij reclameer
  • jullie reclameert