Vervoeging van registrar
Onbepaalde wijs (infinitief): registrar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo registro
- tú registras
- él/ella registra
- nosotros registramos
- vosotros registráis
- ellos/ellas registran
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fouilleer
- jij fouilleert
- hij/zij/het fouilleert
- wij fouilleren
- jullie fouilleren
- zij fouilleren
Indefinido
- yo registré
- tú registraste
- él/ella registró
- nosotros registramos
- vosotros registrasteis
- ellos/ellas registraron
Onvoltooid verleden tijd
- ik fouilleerde
- jij fouilleerde
- hij/zij/het fouilleerde
- wij fouilleerden
- jullie fouilleerden
- zij fouilleerden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he registrado
- tú has registrado
- él/ella ha registrado
- nosotros hemos registrado
- vosotros habéis registrado
- ellos/ellas han registrado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefouilleerd
- jij hebt gefouilleerd
- hij/zij/het heeft gefouilleerd
- wij hebben gefouilleerd
- jullie hebben gefouilleerd
- zij hebben gefouilleerd
Pluscuamperfecto
- yo había registrado
- tú habías registrado
- él/ella había registrado
- nosotros habíamos registrado
- vosotros habíais registrado
- ellos/ellas habían registrado
Voltooid verleden tijd
- ik had gefouilleerd
- jij had gefouilleerd
- hij/zij/het had gefouilleerd
- wij hadden gefouilleerd
- jullie hadden gefouilleerd
- zij hadden gefouilleerd
Futuro I
- yo registraré
- tú registrarás
- él/ella registrará
- nosotros registraremos
- vosotros registraréis
- ellos/ellas registrarán
Toekomende tijd I
- ik zal fouilleren
- jij zult fouilleren
- hij/zij/het zal fouilleren
- wij zullen fouilleren
- jullie zullen fouilleren
- zij zullen fouilleren
Futuro perfecto
- yo habré registrado
- tú habrás registrado
- él/ella habrá registrado
- nosotros habremos registrado
- vosotros habréis registrado
- ellos/ellas habrán registrado
Toekomende tijd II
- ik zal gefouilleerd hebben
- jij zult gefouilleerd hebben
- hij/zij/het zal gefouilleerd hebben
- wij zullen gefouilleerd hebben
- jullie zullen gefouilleerd hebben
- zij zullen gefouilleerd hebben
Condicional
- yo registraría
- tú registrarías
- él/ella registraría
- nosotros registraríamos
- vosotros registraríais
- ellos/ellas registrarían
Conditionalis I
- ik zou fouilleren
- jij zou fouilleren
- hij/zij/het zou fouilleren
- wij zouden fouilleren
- jullie zouden fouilleren
- zij zouden fouilleren
Condicional perfecto
- yo habría registrado
- tú habrías registrado
- él/ella habría registrado
- nosotros habríamos registrado
- vosotros habríais registrado
- ellos/ellas habrían registrado
Conditionalis II
- ik zou hebben gefouilleerd
- jij zou hebben gefouilleerd
- hij/zij/het zou hebben gefouilleerd
- wij zouden hebben gefouilleerd
- jullie zouden hebben gefouilleerd
- zij zouden hebben gefouilleerd
Imperativo presente
- tú registra
- vosotros registrad
Imperatief
- jij fouilleer
- jullie fouilleert