Vervoeging van relampaguear
Onbepaalde wijs (infinitief): relampaguear
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- él/ella relampaguea
- ellos/ellas relampaguean
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bliksemt
- zij bliksemen
Indefinido
- él/ella relampagueó
- ellos/ellas relampaguearon
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bliksemde
- zij bliksemden
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha relampagueado
- ellos/ellas han relampagueado
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gebliksemd
- zij hebben gebliksemd
Pluscuamperfecto
- él/ella había relampagueado
- ellos/ellas habían relampagueado
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gebliksemd
- zij hadden gebliksemd
Futuro I
- él/ella relampagueará
- ellos/ellas relampaguearán
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal bliksemen
- zij zullen bliksemen
Futuro perfecto
- él/ella habrá relampagueado
- ellos/ellas habrán relampagueado
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gebliksemd hebben
- zij zullen gebliksemd hebben
Condicional
- él/ella relampaguearía
- ellos/ellas relampaguearían
Conditionalis I
- hij/zij/het zou bliksemen
- zij zouden bliksemen
Condicional perfecto
- él/ella habría relampagueado
- ellos/ellas habrían relampagueado
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben gebliksemd
- zij zouden hebben gebliksemd