Vervoeging van revisar
Onbepaalde wijs (infinitief): revisar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo reviso
- tú revisas
- él/ella revisa
- nosotros revisamos
- vosotros revisáis
- ellos/ellas revisan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik herzie
- jij herziet
- hij/zij/het herziet
- wij herzien
- jullie herzien
- zij herzien
Indefinido
- yo revisé
- tú revisaste
- él/ella revisó
- nosotros revisamos
- vosotros revisasteis
- ellos/ellas revisaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik herzag
- jij herzag
- hij/zij/het herzag
- wij herzagen
- jullie herzagen
- zij herzagen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he revisado
- tú has revisado
- él/ella ha revisado
- nosotros hemos revisado
- vosotros habéis revisado
- ellos/ellas han revisado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb herzien
- jij hebt herzien
- hij/zij/het heeft herzien
- wij hebben herzien
- jullie hebben herzien
- zij hebben herzien
Pluscuamperfecto
- yo había revisado
- tú habías revisado
- él/ella había revisado
- nosotros habíamos revisado
- vosotros habíais revisado
- ellos/ellas habían revisado
Voltooid verleden tijd
- ik had herzien
- jij had herzien
- hij/zij/het had herzien
- wij hadden herzien
- jullie hadden herzien
- zij hadden herzien
Futuro I
- yo revisaré
- tú revisarás
- él/ella revisará
- nosotros revisaremos
- vosotros revisaréis
- ellos/ellas revisarán
Toekomende tijd I
- ik zal herzien
- jij zult herzien
- hij/zij/het zal herzien
- wij zullen herzien
- jullie zullen herzien
- zij zullen herzien
Futuro perfecto
- yo habré revisado
- tú habrás revisado
- él/ella habrá revisado
- nosotros habremos revisado
- vosotros habréis revisado
- ellos/ellas habrán revisado
Toekomende tijd II
- ik zal herzien hebben
- jij zult herzien hebben
- hij/zij/het zal herzien hebben
- wij zullen herzien hebben
- jullie zullen herzien hebben
- zij zullen herzien hebben
Condicional
- yo revisaría
- tú revisarías
- él/ella revisaría
- nosotros revisaríamos
- vosotros revisaríais
- ellos/ellas revisarían
Conditionalis I
- ik zou herzien
- jij zou herzien
- hij/zij/het zou herzien
- wij zouden herzien
- jullie zouden herzien
- zij zouden herzien
Condicional perfecto
- yo habría revisado
- tú habrías revisado
- él/ella habría revisado
- nosotros habríamos revisado
- vosotros habríais revisado
- ellos/ellas habrían revisado
Conditionalis II
- ik zou hebben herzien
- jij zou hebben herzien
- hij/zij/het zou hebben herzien
- wij zouden hebben herzien
- jullie zouden hebben herzien
- zij zouden hebben herzien
Imperativo presente
- tú revisa
- vosotros revisad
Imperatief
- jij herzie
- jullie herziet