Vervoeging van segar
Onbepaalde wijs (infinitief): segar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo siego
- tú siegas
- él/ella siega
- nosotros segamos
- vosotros segáis
- ellos/ellas siegan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maai
- jij maait
- hij/zij/het maait
- wij maaien
- jullie maaien
- zij maaien
Indefinido
- yo segué
- tú segaste
- él/ella segó
- nosotros segamos
- vosotros segasteis
- ellos/ellas segaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik maaide
- jij maaide
- hij/zij/het maaide
- wij maaiden
- jullie maaiden
- zij maaiden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he segado
- tú has segado
- él/ella ha segado
- nosotros hemos segado
- vosotros habéis segado
- ellos/ellas han segado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemaaid
- jij hebt gemaaid
- hij/zij/het heeft gemaaid
- wij hebben gemaaid
- jullie hebben gemaaid
- zij hebben gemaaid
Pluscuamperfecto
- yo había segado
- tú habías segado
- él/ella había segado
- nosotros habíamos segado
- vosotros habíais segado
- ellos/ellas habían segado
Voltooid verleden tijd
- ik had gemaaid
- jij had gemaaid
- hij/zij/het had gemaaid
- wij hadden gemaaid
- jullie hadden gemaaid
- zij hadden gemaaid
Futuro I
- yo segaré
- tú segarás
- él/ella segará
- nosotros segaremos
- vosotros segaréis
- ellos/ellas segarán
Toekomende tijd I
- ik zal maaien
- jij zult maaien
- hij/zij/het zal maaien
- wij zullen maaien
- jullie zullen maaien
- zij zullen maaien
Futuro perfecto
- yo habré segado
- tú habrás segado
- él/ella habrá segado
- nosotros habremos segado
- vosotros habréis segado
- ellos/ellas habrán segado
Toekomende tijd II
- ik zal gemaaid hebben
- jij zult gemaaid hebben
- hij/zij/het zal gemaaid hebben
- wij zullen gemaaid hebben
- jullie zullen gemaaid hebben
- zij zullen gemaaid hebben
Condicional
- yo segaría
- tú segarías
- él/ella segaría
- nosotros segaríamos
- vosotros segaríais
- ellos/ellas segarían
Conditionalis I
- ik zou maaien
- jij zou maaien
- hij/zij/het zou maaien
- wij zouden maaien
- jullie zouden maaien
- zij zouden maaien
Condicional perfecto
- yo habría segado
- tú habrías segado
- él/ella habría segado
- nosotros habríamos segado
- vosotros habríais segado
- ellos/ellas habrían segado
Conditionalis II
- ik zou hebben gemaaid
- jij zou hebben gemaaid
- hij/zij/het zou hebben gemaaid
- wij zouden hebben gemaaid
- jullie zouden hebben gemaaid
- zij zouden hebben gemaaid
Imperativo presente
- tú siega
- vosotros segad
Imperatief
- jij maai
- jullie maait