Vervoeging van triunfar
Onbepaalde wijs (infinitief): triunfar
Spaans
Nederlands
Indicativo presente
- yo triunfo
- tú triunfas
- él/ella triunfa
- nosotros triunfamos
- vosotros triunfáis
- ellos/ellas triunfan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik slaag
- jij slaagt
- hij/zij/het slaagt
- wij slagen
- jullie slagen
- zij slagen
Indefinido
- yo triunfé
- tú triunfaste
- él/ella triunfó
- nosotros triunfamos
- vosotros triunfasteis
- ellos/ellas triunfaron
Onvoltooid verleden tijd
- ik slaagde
- jij slaagde
- hij/zij/het slaagde
- wij slaagden
- jullie slaagden
- zij slaagden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he triunfado
- tú has triunfado
- él/ella ha triunfado
- nosotros hemos triunfado
- vosotros habéis triunfado
- ellos/ellas han triunfado
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben geslaagd
- jij bent geslaagd
- hij/zij/het is geslaagd
- wij zijn geslaagd
- jullie zijn geslaagd
- zij zijn geslaagd
Pluscuamperfecto
- yo había triunfado
- tú habías triunfado
- él/ella había triunfado
- nosotros habíamos triunfado
- vosotros habíais triunfado
- ellos/ellas habían triunfado
Voltooid verleden tijd
- ik was geslaagd
- jij was geslaagd
- hij/zij/het was geslaagd
- wij waren geslaagd
- jullie waren geslaagd
- zij waren geslaagd
Futuro I
- yo triunfaré
- tú triunfarás
- él/ella triunfará
- nosotros triunfaremos
- vosotros triunfaréis
- ellos/ellas triunfarán
Toekomende tijd I
- ik zal slagen
- jij zult slagen
- hij/zij/het zal slagen
- wij zullen slagen
- jullie zullen slagen
- zij zullen slagen
Futuro perfecto
- yo habré triunfado
- tú habrás triunfado
- él/ella habrá triunfado
- nosotros habremos triunfado
- vosotros habréis triunfado
- ellos/ellas habrán triunfado
Toekomende tijd II
- ik zal geslaagd zijn
- jij zult geslaagd zijn
- hij/zij/het zal geslaagd zijn
- wij zullen geslaagd zijn
- jullie zullen geslaagd zijn
- zij zullen geslaagd zijn
Condicional
- yo triunfaría
- tú triunfarías
- él/ella triunfaría
- nosotros triunfaríamos
- vosotros triunfaríais
- ellos/ellas triunfarían
Conditionalis I
- ik zou slagen
- jij zou slagen
- hij/zij/het zou slagen
- wij zouden slagen
- jullie zouden slagen
- zij zouden slagen
Condicional perfecto
- yo habría triunfado
- tú habrías triunfado
- él/ella habría triunfado
- nosotros habríamos triunfado
- vosotros habríais triunfado
- ellos/ellas habrían triunfado
Conditionalis II
- ik zou zijn geslaagd
- jij zou zijn geslaagd
- hij/zij/het zou zijn geslaagd
- wij zouden zijn geslaagd
- jullie zouden zijn geslaagd
- zij zouden zijn geslaagd
Imperativo presente
- tú triunfa
- vosotros triunfad
Imperatief
- jij slaag
- jullie slaagt