Vervoeging van épier
Onbepaalde wijs (infinitief): épier
Frans
Nederlands
Présent
- je épie
- tu épies
- il/elle épie
- nous épions
- vous épiez
- ils/elles épient
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespioneer
- jij bespioneert
- hij/zij/het bespioneert
- wij bespioneren
- jullie bespioneren
- zij bespioneren
Indicatif imparfait
- je épiais
- tu épiais
- il/elle épiait
- nous épiions
- vous épiiez
- ils/elles épiaient
Onvoltooid verleden tijd
- ik bespioneerde
- jij bespioneerde
- hij/zij/het bespioneerde
- wij bespioneerden
- jullie bespioneerden
- zij bespioneerden
Indicatif passé composé
- j'ai épié
- tu as épié
- il/elle a épié
- nous avons épié
- vous avez épié
- ils/elles ont épié
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bespioneerd
- jij hebt bespioneerd
- hij/zij/het heeft bespioneerd
- wij hebben bespioneerd
- jullie hebben bespioneerd
- zij hebben bespioneerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais épié
- tu avais épié
- il/elle avait épié
- nous avions épié
- vous aviez épié
- ils/elles avaient épié
Voltooid verleden tijd
- ik had bespioneerd
- jij had bespioneerd
- hij/zij/het had bespioneerd
- wij hadden bespioneerd
- jullie hadden bespioneerd
- zij hadden bespioneerd
Indicatif futur
- je épierai
- tu épieras
- il/elle épiera
- nous épierons
- vous épierez
- ils/elles épieront
Toekomende tijd I
- ik zal bespioneren
- jij zult bespioneren
- hij/zij/het zal bespioneren
- wij zullen bespioneren
- jullie zullen bespioneren
- zij zullen bespioneren
Indicatif futur antérieur
- j'aurai épié
- tu auras épié
- il/elle aura épié
- nous aurons épié
- vous aurez épié
- ils/elles auront épié
Toekomende tijd II
- ik zal bespioneerd hebben
- jij zult bespioneerd hebben
- hij/zij/het zal bespioneerd hebben
- wij zullen bespioneerd hebben
- jullie zullen bespioneerd hebben
- zij zullen bespioneerd hebben
Conditionnel présent
- je épierais
- tu épierais
- il/elle épierait
- nous épierions
- vous épieriez
- ils/elles épieraient
Conditionalis I
- ik zou bespioneren
- jij zou bespioneren
- hij/zij/het zou bespioneren
- wij zouden bespioneren
- jullie zouden bespioneren
- zij zouden bespioneren
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais épié
- tu aurais épié
- il/elle aurait épié
- nous aurions épié
- vous auriez épié
- ils/elles auraient épié
Conditionalis II
- ik zou hebben bespioneerd
- jij zou hebben bespioneerd
- hij/zij/het zou hebben bespioneerd
- wij zouden hebben bespioneerd
- jullie zouden hebben bespioneerd
- zij zouden hebben bespioneerd
Impératif
- tu épie
- vous épiez
Imperatief
- jij bespioneer
- jullie bespioneert