Vervoeging van épuiser

Onbepaalde wijs (infinitief): épuiser

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: vermoeien

1 alternatieve vertaling

Frans

Nederlands

Présent

  • je épuise
  • tu épuises
  • il/elle épuise
  • nous épuisons
  • vous épuisez
  • ils/elles épuisent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vermoei
  • jij vermoeit
  • hij/zij/het vermoeit
  • wij vermoeien
  • jullie vermoeien
  • zij vermoeien

Indicatif imparfait

  • je épuisais
  • tu épuisais
  • il/elle épuisait
  • nous épuisions
  • vous épuisiez
  • ils/elles épuisaient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vermoeide
  • jij vermoeide
  • hij/zij/het vermoeide
  • wij vermoeiden
  • jullie vermoeiden
  • zij vermoeiden

Indicatif passé composé

  • j'ai épuisé
  • tu as épuisé
  • il/elle a épuisé
  • nous avons épuisé
  • vous avez épuisé
  • ils/elles ont épuisé

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vermoeid
  • jij hebt vermoeid
  • hij/zij/het heeft vermoeid
  • wij hebben vermoeid
  • jullie hebben vermoeid
  • zij hebben vermoeid

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais épuisé
  • tu avais épuisé
  • il/elle avait épuisé
  • nous avions épuisé
  • vous aviez épuisé
  • ils/elles avaient épuisé

Voltooid verleden tijd

  • ik had vermoeid
  • jij had vermoeid
  • hij/zij/het had vermoeid
  • wij hadden vermoeid
  • jullie hadden vermoeid
  • zij hadden vermoeid

Indicatif futur

  • je épuiserai
  • tu épuiseras
  • il/elle épuisera
  • nous épuiserons
  • vous épuiserez
  • ils/elles épuiseront

Toekomende tijd I

  • ik zal vermoeien
  • jij zult vermoeien
  • hij/zij/het zal vermoeien
  • wij zullen vermoeien
  • jullie zullen vermoeien
  • zij zullen vermoeien

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai épuisé
  • tu auras épuisé
  • il/elle aura épuisé
  • nous aurons épuisé
  • vous aurez épuisé
  • ils/elles auront épuisé

Toekomende tijd II

  • ik zal vermoeid hebben
  • jij zult vermoeid hebben
  • hij/zij/het zal vermoeid hebben
  • wij zullen vermoeid hebben
  • jullie zullen vermoeid hebben
  • zij zullen vermoeid hebben

Conditionnel présent

  • je épuiserais
  • tu épuiserais
  • il/elle épuiserait
  • nous épuiserions
  • vous épuiseriez
  • ils/elles épuiseraient

Conditionalis I

  • ik zou vermoeien
  • jij zou vermoeien
  • hij/zij/het zou vermoeien
  • wij zouden vermoeien
  • jullie zouden vermoeien
  • zij zouden vermoeien

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais épuisé
  • tu aurais épuisé
  • il/elle aurait épuisé
  • nous aurions épuisé
  • vous auriez épuisé
  • ils/elles auraient épuisé

Conditionalis II

  • ik zou hebben vermoeid
  • jij zou hebben vermoeid
  • hij/zij/het zou hebben vermoeid
  • wij zouden hebben vermoeid
  • jullie zouden hebben vermoeid
  • zij zouden hebben vermoeid

Impératif

  • tu épuise
  • vous épuisez

Imperatief

  • jij vermoei
  • jullie vermoeit